Skip to main content

Klare wijn

Nederland heeft dringend behoefte aan verandering. Onbehagen en onzekerheid moeten worden overwonnen en plaats gaan maken voor trots en een zelfbewust elan. Nederland moet weer een vrij, vitaal en fatsoenlijk land worden, met sterke burgers, hechte gezinnen, goed onderwijs, een kleine, weerbare overheid, en een sterke economie.
Dat is de inzet van de politieke strijd die bij de volgende verkiezingen zal worden beslecht.

De komende periode zal in de politiek hoogst enerverend zijn. Er is een lange en taaie politieke strijd op komst, en de uitslag van die strijd zal zo goed als zeker het politieke beeld in Nederland voor de komende tien jaar bepalen. Keren we definitief terug naar de oude politiek van pappen en nathouden, het verdelen van een steeds kleiner wordende koek, en van een lafhartig multiculturalisme – met een kabinet-Bos waarin Ahmed Aboutaleb minister van integratie, Jan Marijnissen minister van sociale zaken, Wijnand Duivendak minister van justitie, Harry van Bommel minister van economische zaken en Klaas de Vries hoofd van de AIVD zal zijn – of zorgen we voor een rechtse kentering door te kiezen voor duidelijkheid en daadkracht, voor groei en welvaart, en voor het benoemen en verdedigen van onze culturele identiteit?

Nu we de gemeenteraadsverkiezingen nog maar net achter de rug hebben, kijkt iedereen al weer vooruit naar de kamerverkiezingen van (vermoedelijk) mei 2007. Zoals de gemeenteraadsverkiezingen vooral in het teken stonden van de vraag of de oude partijen macht zouden herwinnen na de kiezersrevolte van maart 2002, zo zal het in mei volgend jaar vooral om de vraag gaan of de hergroepering van de oude politiek – na de verkiezingen van mei 2003 – zich zal consolideren, of dat Nederland door allerlei gebeurtenissen en problemen genoeg wakker is geschud om een andere keuze te maken: een keuze voor een politiek die realistisch is, niet te bang is om de werkelijke problemen onder ogen te zien en onconventionele voorstellen te doen om die problemen op te lossen.
De gemeenteraadsverkiezingen van maart 2006 hebben een onthutsende terugval te zien gegeven. In de afgelopen jaren leek zich een voorzichtige kentering in te zetten, een voorzichtige (en hier en daar zelfs vastberaden) koerswending naar een meer rechtse politiek. Maar links heeft in maart 2006, met behulp van vooral veel allochtone stemmen, lokaal een grote overwinning behaald. Als deze trend zich in mei 2007 voortzet, zal ons land in de bestuurlijke wurggreep komen van linkse en centrum-linkse coalities, die ongetwijfeld zullen terugkeren naar een beleid van onverantwoord multiculturalisme, een grote overheid die zich weer overal mee gaat bemoeien, een hogere lastendruk, en verdere nivellering op alle terreinen. Dit dreigende revival van links dient subiet te worden gestopt.

Ondertussen is het een misvatting te denken dat de komende strijd zal gaan tussen PvdA en CDA, of tussen CDA en VVD. Al deze partijen representeren niet veel meer dan varianten van sociaal-liberalisme. Natuurlijk zal het steekspel tussen Bos en Balkenende, of tussen Bos en Rutte veel aandacht trekken. Maar die strijd weerspiegelt uiteindelijk een valse tegenstelling. Het echte gevecht gaat tussen de politieke partijen die het bestaande systeem vormen en er zich behaaglijk in thuis voelen (en dat zijn alle partijen van SP tot en met VVD), en de politici die dat systeem willen uitdagen en fundamenteel hervormen. De keuze in mei 2007 gaat dus tussen een oude en een geheel nieuwe politieke cultuur, tussen verstarring en verandering, tussen malaise en elan, tussen oud irrealisme en nieuw realisme, tussen de ‘schapen in schaapsklederen’ (Churchill) van de bestaande politieke partijen enerzijds en anderzijds de GroepWilders/Partij voor de Vrijheid als een brede volksbeweging van veranderingsgezinde realisten.

In de lange aanloop naar de volgende Tweede Kamerverkiezingen is het klein-politieke spektakel op ontluisterende wijze losgebarsten. Zo heeft toenmalig VVD-leider Van Aartsen de nodige kritiek op de PvdA geuit, maar wilde hij toch wel met deze partij samen in een coalitie. Maar alleen als de VVD groter dan de PvdA zal zijn. In de Telegraaf zei PvdA-leider Bos, uit angst om uit het politieke midden te worden verdreven, dat hij geen centrum-linkse coalitie met SP en GroenLinks wil. Daags daarna zei hij in een linkse krant dat wij daar ook weer niet uit mochten opmaken dat hij met het CDA wil gaan regeren. En het CDA onthoudt zich volledig van dit soort strategische bespiegelingen omdat het is opgericht om altijd alle mogelijkheden tot het laatste moment open te houden. Al heeft fractievoorzitter Verhagen al wel weer aangekondigd dat ook het CDA best met de PvdA wil gaan regeren, maar alleen als Bos zich tevreden stelt met het vice-premierschap.

De GroepWilders wil afscheid nemen van deze cultuur. Het gaat ons om een goede toekomst, en om die reden willen wij een inhoudelijk debat, los van partij- en machtspolitieke overwegingen. Daarom presenteren wij hier onze kernpunten om Nederland te veranderen in een land waar iedereen weer trots op kan zijn. Wij schenken nu klare wijn over onze ambities.

Onze tien kernpunten groeperen zich rond drie grote thema’s:
- lagere belastingen
- een harde aanpak van immigratie en integratie, en
- betere scholen,


ofwel:

I. Een andere en kleinere, dus betere overheid.
Het gaat dan om de hervorming van de overheid, zowel nationaal als Europees, waarbij de rol van de overheid moet worden teruggedrongen en de burgers, o.a. via een omvangrijke belastingverlaging, weer de ruimte en de vrijheid moeten krijgen om initiatieven te nemen en creativiteit te ontplooien;

II. Immigratie en integratie / zuivere islam
Het gaat dan om de problematiek rond immigratie en integratie, waarbij helder onder ogen moet worden gezien dat veel problemen onontwarbaar verbonden zijn met de intrinsiek anti-westerse houding van de zuivere islam en dat er om die reden duidelijke grenzen moeten worden getrokken en er een einde moet komen aan de koestering van de allochtone bevolkingsgroep als electoraal reservoir van zielig verklaarde mensen;

III. Cultuur: gezin en onderwijs.
Hier gaat het om het belang van een cultureel en moreel fundament onder zowel de democratische rechtsstaat als de vrije markt, het belang dus van gezin, opvoeding en inhoudelijk goed onderwijs1.


I. EEN ANDERE EN KLEINERE, DUS BETERE OVERHEID


Een vrij, vitaal en fatsoenlijk Nederland

Het onbehagen in Nederland sluimert voort. Steeds meer Nederlanders zijn bezet met een vaag gevoel van onrust over tal van zaken die volledig uit de hand dreigen te lopen. ‘Te vol, te duur, te egoïstisch’, vatte iemand het onlangs in een tv-programma samen. Nederland is een land van ‘korte lontjes’ geworden, en het economische leven is in de verlammende greep van een gebrek aan elan geraakt.

Velen maken zich zorgen over de verkilling en verharding van de samenleving, velen voelen zich onveilig, en velen zijn ongerust over de toekomst van hun portemonnee. Het leven is duur, banen staan op de tocht, en de voorspellingen over onze financieel-economische toekomst blijven somber. Het ideaal van een multiculturele samenleving is een illusie gebleken nu er groepen in de Nederlandse samenleving blijken te bestaan die de westerse (gast-)vrijheid hebben misbruikt voor al dan niet gewelddadig verzet tegen onze democratische rechtsstaat. De klachten over de toestanden in de zorg, bijvoorbeeld de verzorgingstehuizen, en over het niveau van ons onderwijs zijn legio.

Velen hebben dan ook het gevoel dat we in Nederland door een kritische ondergrens zijn heen gezakt. Daarbij blijkt dit land in de handen van een politieke kaste te zijn gevallen die vooral met zichzelf bezig is, haar richtingsgevoel heeft verloren en vitale belangen verkwanselt.

Sommigen ondergaan dit gelaten, anderen morrend. Het is verontrustend om te zien dat steeds meer Nederlanders hun land ontvluchten: voor het eerst sinds de jaren vijftig zal in 2010 het aantal emigranten het aantal immigranten overtreffen2.  Maar weer anderen zien in de huidige situatie een opdracht om de handen uit de mouwen te steken en van Nederland weer een vrij, vitaal en fatsoenlijk land te maken.

De GroepWilders/Partij voor de Vrijheid beschouwt die opdracht als haar reden van bestaan. Wij willen dat Nederland weer een trots en zelfbewust land wordt, met sterke burgers en hechte gezinnen, goed onderwijs, een kleine, weerbare overheid, en een sterke economie.
 
Vernieuwing

Nederland is in de praktijk geen democratie, maar een coalitieland gedomineerd door een partijencratie. Politici dienen zich te schikken naar de leiding van partij en fractie en zullen om die reden zelden heldere en uitgesproken opvattingen verwoorden. In hun onderlinge verkeer trachten partijen zich zo af en toe wel te profileren, maar altijd zonder al te veel afstand te nemen van de anderen, want ze moeten wel weer met elkaar verder kunnen. Politieke discussies in Nederland worden dus altijd door machtspolitieke belangen geïnspireerd en begrensd.

Ons land kampt met grote en reële problemen die om krachtdadig beleid vragen. Maar daartoe is allereerst een grondige afrekening nodig met een oude politieke cultuur die meer met zichzelf dan met werkelijke problemen bezig is.

Moderne burgers zijn mondig. Zij nemen daarom geen genoegen met een politiek bestel waarin zij als regel één keer per vier jaar naar de stembus mogen en daarna maar moeten zien wat er verder gebeurt, zonder enige mogelijkheid om politici tussentijds ter verantwoording te roepen. Politiek Den Haag heeft zich ontwikkeld tot een abstracte en kunstmatige grootheid die zich van de samenleving heeft geïsoleerd.

Na verkiezingen moet de kiezer maar afwachten wat er met zijn stem gebeurt. Zelfs de vraag wie de nieuwe minister-president wordt blijft in die fase van ons parlementaire proces heel lang onbeantwoord.
Wie op het CDA heeft gestemd vanuit de hoop op een ‘rechtse’ coalitie, kan het meemaken dat die partij tijdens een (veelal lange) en ondoorzichtige formatieperiode toch coalitiebesprekingen met de PvdA gaat voeren. Volgens politici van het oude soort is dit allemaal geen probleem: zij vinden dat burgers politici vier jaar lang blind moeten vertrouwen, zoals ook een leerling in een schoolklas zich niet dient af te vragen of de onderwijzer wel het goede met hem voor heeft…
Deze stand van zaken brengt met zich mee dat de werkelijke problemen van dit land – zoals burgers die dag in, dag uit aan den lijve ervaren – niet werkelijk tot de dames en heren politici doordringen. Naar aanleiding, bijvoorbeeld, van de verontrustende rellen in de Amsterdamse Diamantbuurt, waar allochtone jongeren een niet te tolereren bewind van straatterreur uitoefenen, heeft er in de Tweede Kamer een spoeddebat plaats gehad. Na viereneenhalf uur was de conclusie dat alles bij het oude zou blijven – ondanks de erkenning door de minister van Justitie dat alle maatregelen tot nog niet toe niet het gewenste effect hebben gehad.

De kiezersopstand van mei 2002 heeft deze kloof tussen burger en politiek hardhandig blootgelegd. Maar alle plannen voor bestuurlijke vernieuwing zijn sindsdien gestrand op de taaie machtsmechanismen van alle bestaande oude partijen. De zittende macht heeft Pim Fortuyn en diens agenda eerst proberen te negeren. Toen dat niet lukte, zocht het deze opdringerige buitenstaander tegen te houden door hem te demoniseren. En toen hij was vermoord, deden de bestaande partijen net alsof zij zijn punt hadden begrepen, en trachtten zij de indruk te wekken dat zij zijn agenda overnamen. Maar zij hebben dat zo gedaan dat het systeem daar versterkt uit naar voren is gekomen – terwijl de implosie van dat systeem het doel van die agenda was.

Een burger is zijn leven niet zeker zolang politici in vergaderingen bijeen zijn waarin zij zonder hem over hem besluiten. Over alle zaken waarover de burger zich nog niet heeft kunnen uitspreken maar die toch van groot belang zijn, zeker als ze de toekomst van de Nederlandse democratie direct betreffen (zoals de toetreding van Turkije tot de Europese Unie), moet de burger zich in een bindend referendum kunnen uitspreken.3
Burgers moeten hun volksvertegenwoordigers kennen en in staat zijn hen ter verantwoording te roepen of bij slechte prestaties met hen af te rekenen. Een verandering van het kiesstelsel, die bovendien jaren duurt, is daarvoor niet eens direct nodig. Om de kloof tussen kiezer en gekozene nu al kleiner te maken, bepleiten wij een systeem waarbij de volgorde op de lijst uiteindelijk wordt bepaald door het aantal stemmen dat kandidaten hebben behaald. Als een partij bijvoorbeeld tien zetels behaalt, is het dan niet zo dat de eerste tien op de lijst automatisch in de Kamer komen, maar de tien kandidaten die elk voor zich de meeste stemmen hebben geworven.

Ook op plaatselijk niveau moet de kloof worden geslecht. Want daar hebben politici zich eveneens van de bevolking geïsoleerd en vervreemd. Burgemeesters worden na een ondoorzichtig schimmenspel in een bepaalde plaats geparachuteerd, zonder dat de bevolking hem kent of iets van hem weet. Wie zijn eigen burgemeester mag kiezen, zal zich in de levensgeschiedenis van de kandidaten verdiepen, zich van hun opvattingen en ideeën voor de stad of het dorp op de hoogte stellen, en de burgemeester, eenmaal gekozen, nauw volgen en hem aan zijn woord houden. Betrokkenheid bij politieke processen leidt zo ook tot meer verantwoordelijkheid voor de uitkomsten van dat proces. (Het doel van bestuurlijke vernieuwing is dan ook niet om politici in marionetten van de volkswil te veranderen.)
Verdere democratisering dient zich volgens ons ook uit te strekken tot de mogelijkheid dat de bevolking politiechefs, burgemeesters, de minister-president en rechters gaat kiezen. De uitspraken in de zaak tegen de zogeheten ‘Hofstadgroep’ heeft aan het licht gebracht dat er een te grote kloof tussen het rechtsgevoel van de burger en het oordeel van de rechterlijke macht gaapt.

Om de kunstmatige kloof tussen burger en politiek te overbruggen kiest de GroepWilders/Partij voor de Vrijheid dus voor verdere democratisering in de vorm van bindende referenda, een nauwere band tussen kiezers en kamerleden, en gekozen burgemeesters, commissarissen van de koningin, de minister-president, politiechefs en rechters.

Wat voor Nederland geldt, geldt a fortiori voor Europa. Begonnen als een zone voor vrijhandel tussen soevereine staten, is Europa een politiek orgaan geworden waaraan nationale staten steeds meer soevereiniteit hebben overgedragen. Zo is Europa veranderd in een superstaat die door een bureaucratisch apparaat wordt aangestuurd. De helft van alle Nederlanders ziet de ontwikkelingen binnen de Europese Unie inmiddels als een bedreiging voor de eigen welvaart en de eigen staat.4 
De zogenaamde Grondwet waartegen de bevolking in Nederland en Frankrijk in 2005 ‘nee’ heeft gezegd, had tot een nog verdere uitholling van de soevereiniteit van de lidstaten geleid. Het ondubbelzinnige ‘nee’ (in Nederland lag het percentage op 64 procent) en het daardoor gecreëerde vacuüm, biedt een uitgelezen moment om Europa dichter bij de bevolking te brengen en de ondoorzichtige en ondoordringbare processen binnen het bureaucratische monstrum Brussel af te breken. Volgens het principe van de subsidiariteit moeten bevoegdheden op een zo laag mogelijk niveau worden neergelegd. Aan het zinloos rondpompen van geld via de structuurfondsen moet een einde komen. De landbouwsubsidies dienen zo snel mogelijk te worden afgeschaft. Nog altijd draagt Nederland veel te veel zuur verdiend belastinggeld aan de Brusselse moloch af. Daar moet een einde aan komen. Aan de ongebreidelde uitbreiding van Europa (recent van 15 naar 25 lidstaten) moet een halt worden toegeroepen. En zeker met Turkije, een land dat qua cultuur en traditie buiten de joods-christelijke en humanistische beschaving staat, mag niet over mogelijke toetreding worden onderhandeld.

Een Europa dat zich weer gaat beperken tot zijn oorspronkelijke economische doelstellingen, kan drastisch worden afgeslankt. Eén bureau voor een commissaris voor de interne markt, die met de ministers van Financiën van de afzonderlijke lidstaten overleg over het monetaire en fiscale beleid voert, en waarvan de uitkomsten door de nationale parlementen (elk met vetorecht) worden gecontroleerd, volstaat. Instituties als de Europese Commissie en het Europees Parlement worden daarmee overbodig.5 

In het algemeen gesproken, zouden we het zo kunnen zeggen (met de Amerikaanse essayist Mark Steyn): moderne, sociaal-liberale landen leggen zich in hoofdzaak toe op de ‘secundaire impulsen’ van de samenleving. Het gaat dan vooral om de arrangementen van de verzorgingsstaat, om de herverdeling van inkomens, om emancipatie en dat soort zaken, die door een politieke elite, bijgestaan door een omvangrijke bureaucratie, moeten worden verwezenlijkt. Zoals de studies van de Engelse socioloog Theodore Dalrymple hebben laten zien is de schaduwzijde daarvan een enorme vernietiging van moreel en cultureel kapitaal doordat een onderklasse door de samenleving in passiviteit gevangen wordt gehouden, beroofd als zij worden van de gedachte dat iedereen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor zijn lot en dat iedereen in principe zijn eigen omstandigheden kan verbeteren door zijn best te doen.
De ‘primaire impulsen’ worden in een moderne samenleving maar al te vaak verwaarloosd: veiligheid, orde, gezin en familie, geloof en moraal, demografische kwesties, en de moed tot distantie, vanuit het vertrouwen dat vrijheid en ruimte voor de burgers ondernemingszin en creativiteit naar boven haalt. Als deze kwesties van de eerste rang niet op orde zijn, ontbreken de voorwaarden waaronder afgeleide kwesties van de tweede rang kunnen worden aangepakt.


Handhaving

Orde is wel in de eerste plaats maar niet alleen een kwestie van vorming, regels en afspraken. De uiterlijke orde van een samenleving, vastgelegd in wetten, dient ook strikt te worden gehandhaafd.
De mentaliteit die in Nederland heeft gedomineerd, heeft op tal van terreinen verwoestend uitgewerkt. Multiculturalisme mondde uit in onverschilligheid, egalitarisme in debilisering, en de uitgebreide verzorgingsstaat in de vernietiging van ons culturele en morele kapitaal. Diezelfde mentaliteit heeft ordehandhavers in welzijnswerkers veranderd. Zij mochten geen autoriteit uitstralen en het gezag van de wet handhaven, maar moesten vooral begrip voor de plegers van misdaden hebben en hun de sociale hand toereiken. Waar dat toe leidt, werd vorig jaar duidelijk in de rechtszaal, toen enkele Amsterdamse agenten in tranen uitbarstten tegenover het verbale geweld van de moordenaar van Theo van Gogh. Onze rechterlijke macht is vergeven van linkse magistraten die de rechten van daders belangrijker achten dan het onrecht dat zij slachtoffers hebben aangedaan.

Ook op dit terrein moet er dus veel veranderen. Om het ‘softe’ en onverantwoordelijke beleid een halt toe te roepen, dienen er in de eerste plaats minimumstraffen voor delicten te komen en hogere maximumstraffen. Het gaat daarbij om een rechtvaardige vergelding van gepleegde misdaden, en laat zien dat wij de bescherming van leven en goed weer serieus willen gaan nemen.

Deze opvatting over ordehandhaving brengt ook met zich mee dat het gedaan zal zijn met het roemruchte Nederlandse gedoogbeleid. Drugs, bijvoorbeeld, zijn een groot kwaad, en aan het schimmige systeem waarin drugs gewoon in coffeeshops mogen worden verkocht dient een einde te komen.

Elan

De economische malaise die Nederland en Europa in zijn greep houdt, blijkt vooral uit de gelatenheid en het gebrek aan ambities bij vooraanstaande politici. Europese regeringsleiders wilden aan het begin van deze eeuw nog gaan werken aan een -  bij voorbaat tot mislukken gedoemd - tienjarenplan dat Europa de ‘meest dynamische en concurrerende economie’ van de wereld zou moeten maken. Economische groei, innovatie, en werkgelegenheid vormden de hoofdmoot van dit plan. Maar dat is halverwege de rit al drastisch bijgesteld. Volgens oud-premier Kok, in een tussentijdse evaluatie van deze zogenaamde Lissabon-agenda, mogen we al blij zijn wanneer we ‘onze huidige positie’ weten te behouden. Groep Wilders / Partij voor de Vrijheid wil deze lethargie doorbreken.

Onze economie raakt steeds verder achterop bij die van de Verenigde Staten en Aziatische landen. En het linkse alternatief bestaat alleen in een ‘rechtvaardiger’ verdeling van de steeds kleiner wordende koek.
De belangrijkste oorzaak van de stagnatie en achteruitgang van de economie is gelegen in het feit dat de productieve sectoren in de economie te lijden hebben onder de hoge overheidsuitgaven, belastingen en regulering. Meer dan de helft van de opbrengst van economische activiteiten verdwijnt in de zakken van de minister van Financiën. De belastingdruk is dus erg hoog, en een scala aan gedetailleerde regels maakt ondernemen hier veel duurder dan elders.

Willen we weer economisch elan terugkrijgen, dan moet de overheid snel kleiner worden. En tegelijk de ruimte en vrijheid van de burger en ondernemer navenant groter. Als de overheid zich vooral op haar kerntaken richt – zoals defensie, wetgeving en veiligheid – creëert zij de voorwaarden die mensen aanmoedigen om welvaart te scheppen en hun leefomstandigheden te verbeteren.

De GroepWilders / Partij voor de Vrijheid wil zich daarom inzetten voor een verlaging van de belastingen, het terugdringen van overheidsbemoeienis, en het schrappen van heel veel overbodige regelgeving. De arbeidsmarkt moet veel flexibeler worden, en het is geen enkel probleem als minimaal de helft van de beleidsambtenaren verdwijnt.

De financiering van deze belastingverlaging is goed mogelijk door stevig te schrappen in onzinnige beleidsmaatregelen, subsidies, het aantal beleidsambtenaren alsmede  door de afdrachten aan de Europese Unie bijna geheel te schrappen.


 
 
II. IMMIGRATIE EN INTEGRATIE


Orde

Een samenleving heeft een bezield verband nodig: spel- en fatsoensregels, een identiteit, waarden en normen waarover iedereen het in de kern eens is. Sociale cohesie is nooit het resultaat van oeverloze tolerantie, maar van verdraagzaamheid binnen helder gestelde grenzen. Om die regels en grenzen te ontdekken en te verdedigen, moet een land zijn eigen verleden kennen. Hoe is ons land ontstaan, hoe hebben wij in het verleden conflicten tussen rivaliserende groepen beslecht, en in welke maatschappelijke en politieke orde heeft deze geschiedenis geresulteerd? Functioneert die orde nog goed, of moet zij aan nieuwe eisen worden aangepast?

Onze Grondwet zegt niets over onze identiteit en afkomst. En dat is een gemiste kans omdat juist deze tekst een opsomming biedt van bijvoorbeeld onze rechten en vrijheden, de belangrijkste verworvenheden van de democratische rechtsstaat. Die democratische rechtsstaat is ontstaan vanuit een eeuwenoude discussie tussen de twee tradities die onze cultuur hebben geschapen: de joods-christelijke en de humanistische. De normen en waarden zoals die in het spanningsveld tussen deze tradities zijn voortgebracht, vormen onze dominante cultuur, en die verdient het als zodanig in een nieuw artikel 1 van onze Grondwet te worden vastgelegd. Zij vormen niet alleen de basis maar ook de grenzen van onze beschaving.

Dit nieuwe artikel 1 dient het huidige artikel 1 te vervangen. In het huidige artikel is het beginsel van de non-discriminatie verwoord. Nu zal niemand zich voor discriminatie uitspreken. Maar in de praktijk van alle dag blijkt het gelijkheidsdenken het onmogelijk te maken om problemen te benoemen en indien nodig een gerechtvaardigd onderscheid te maken. Het huidige artikel 1 leidt in de praktijk dus al te vaak tot een inperking van de vrijheid van meningsuiting, en verhindert het maken van gerechtvaardigde onderscheiden door alles op de grote hoop van ‘discriminatie’ te gooien. Ongelijke gevallen hoeven niet gelijk te worden behandeld. En dingen – hoe mooi ook - die een heldere discussie en oplossingen in de weg staan, dienen te worden opgeruimd.

Nu zich in ons land zo’n 1,6 miljoen allochtonen hebben gevestigd, waarvan zo’n 1 miljoen mensen het islamitische geloof aanhangen, is de vaststelling en verdediging van onze identiteit geen academische kwestie, maar een zaak van hoge urgentie. In zijn politiek-theologische uitwerking is de islam een beweging die zich tegen de westerse beschaving als zodanig richt.
Een nieuwe pacificatie heeft alleen kans van slagen wanneer Nederlandse moslims gaan inzien hoeveel beter zij af zijn wanneer zij zich aan hun vermeend ‘achtergestelde’ positie ontworstelen door ongeclausuleerd te kiezen voor de westerse waarden en normen en de  kansen, mogelijkheden en vrijheden die de democratische rechtsstaat hun biedt. Alleen zij die de kans aangrijpen om hun leven zelf ter hand te nemen en vooruit te komen, en de spelregels van de rechtsstaat erkennen (zoals de scheiding van kerk en staat, het open en voorlopige karakter van democratie, en het recht op religiekritiek), kunnen zich in Nederland ontwikkelen tot volwaardige deelnemers aan het maatschappelijke leven.
De zuivere islam is naar ons oordeel intrinsiek a-democratisch. In liberale, werkelijk gematigde moslims moet worden geïnvesteerd, onder meer door scholing en opleiding en het steviger bestrijden van discriminatie.

Open interne kritiek is in de Nederlandse moslimgemeenschap nog altijd niet sterk ontwikkeld. Die kritiek dient zich niet alleen te richten op moslims die er niet voor terug deinzen naar gewelddadige middelen te grijpen om ongelovigen te bestrijden, maar ook op zogenaamd ‘gematigde’ moslims die de doelstelling van de extremistische moslims (een eenheidsstaat gebaseerd op islamitische waarden en normen) delen en alleen voor andere middelen kiezen om die doelstelling te bereiken. De Nederlandse moslims die deze doelstelling wel afwijzen en een hervormende kracht binnen hun eigen gemeenschap kunnen zijn, verdienen zoals gezegd wel alle steun.

Zo lang niet duidelijk is dat de Nederlandse moslimgemeenschap de orde en spelregels van de Nederlandse rechtsstaat van harte accepteert, ontbreekt het fundament van vertrouwen dat noodzakelijk is om grondwettelijke rechten en vrijheden in dezelfde mate toe te kennen als aan andere groepen in Nederland die deze orde en spelregels hebben gevormd en dragen. Om een escalatie van problemen te voorkomen en een halt toe te roepen aan een autonoom proces dat tot onherroepelijke uitkomsten kan leiden, bepleiten wij een moratorium van vijf jaar op nieuwe islamitische scholen en moskeeën.

Recent zijn pogingen ondernomen om de achterstand op het gebied van de integratie van allochtonen, opgelopen door decennia van ‘soft’, multicultureel beleid, in te lopen. Maar iedereen weet dat de problemen op dit gebied zo groot zijn dat ieder integratiebeleid niet meer dan een futiele dweilpoging blijft zolang het niet aan een stringent immigratiebeleid wordt gekoppeld. Om die reden dienen wij onze grenzen op z’n minst voor een periode van vijf jaar te sluiten voor niet-westerse immigranten die hier niet aan de deur kloppen voor een toeristisch bezoek, voor een studie of voor een tijdelijke werkvergunning maar om zich hier in principe blijvend te vestigen. Het absorptievermogen van de Nederlandse samenleving is te overbelast om op dit terrein geen heldere grenzen te stellen.
De demografische ontwikkelingen spreken voor zich: in Amsterdam en Rotterdam is het aantal autochtone inwoners onder de 21 jaar nu al in de minderheid; respectievelijk 55 en 54 procent van de bevolking van deze steden bestaat uit niet-westerse allochtonen. In Den Haag is 48 procent van de inwoners onder 21 jaar van niet-westerse afkomst en in Utrecht 35 procent.

Allochtonen in Nederland scoren disproportioneel hoog in de werkloosheids- en criminaliteitsstatistieken. In veel wijken in Nederland leidt een heuse straatterreur van vooral Marokkaanse jongeren, tot een niet te tolereren islamisering van hele delen van steden. Al sinds 1988 verschijnen er rapporten waarin deze misstanden worden gesignaleerd. Alle tot nog toe getroffen maatregelen hebben geen enkele verbetering gebracht. Daarom wordt het tijd voor onorthodoxe maatregelen. Straatterroristen die zich aan strafbare feiten schuldig maken, moeten worden teruggestuurd naar hun land van herkomst. Wanneer zij zich schuldig maken aan vergrijpen die als minder ernstig worden gezien (zoals ruiten ingooien, spugen, uitschelden), dienen zij bij recidive in een heropvoedingskamp een jaar lang op betere gedachten te worden gebracht. Wanneer zij zich na dat jaar in zo’n heropvoedingskamp opnieuw misdragen, verliezen zij hun Nederlandse paspoort (indien zij een dubbele nationaliteit bezitten), en gaan ook zij terug naar hun land van herkomst.
 

III. CULTUUR: GEZIN EN ONDERWIJS


GroepWilders / Partij voor de Vrijheid zet zich dus in voor de bescherming van de democratische rechtsstaat en voor het elan van de vrije markt. De democratische rechtsstaat wordt niet alleen bedreigd door de islam in zijn politiek-theologische uitwerking maar ook door het cultuurrelativisme dat de afgelopen decennia tot de goede toon onder de politieke en bestuurlijke elite in Nederland is gaan behoren.
Maar zowel de rechtsstaat als de vrije markt veronderstelt een cultureel fundament.

De orde van de democratische rechtsstaat heeft een fundament nodig, of beter nog: veronderstelt een fundament van deugden die ons leren hoe wij op de juiste manier met onze rechten en vrijheden moeten omgaan. Het gaat in een democratie niet alleen om een uiterlijke maar ook om een innerlijke orde van fatsoen, respect en goede omgangsvormen die ons in instituties als gezin en familie, op scholen en verenigingen wordt bijgebracht. Frits Bolkestein vroeg halverwege de jaren negentig al aandacht voor het onomstotelijke feit dat zowel de rechtsstaat als de economie een morele basis nodig hebben. ‘Het gaat niet alleen om vrijheid, gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid, maar ook, om eens een ouderwets woord te gebruiken, om de deugdzaamheid die het voortbestaan van die vrijheid, gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid moet garanderen.’ Zijn pleidooi voor ‘het belang van de christelijke en humanistische traditie voor onze maatschappij als bindend element’ heeft helaas noch binnen zijn eigen partij noch binnen de breedte van de Nederlandse politiek weerklank gevonden.
 
Genoemde instituties hebben wij de afgelopen decennia niet gekoesterd maar stelselmatig ondermijnd. Aan die periode van gedachteloze verkwanseling moet zo snel mogelijk een einde komen. Niet alleen in het onderwijs, maar ook in de zorg en bij de politie hebben zich de afgelopen decennia ongekende schaalvergrotingen voorgedaan. Fusies en reorganisaties hebben geleid tot dikke managementlagen en organisatiemodellen waarin managers de eigenlijke werkers – onderwijzers en leraren, artsen en verpleegkundigen, politieagenten – hebben gedegradeerd tot anonieme processoren die extern worden aangestuurd. Talloze leraren, verpleegkundigen en politieagenten hebben daarom het gevoel dat hun beroep van hen is afgenomen, met grote onvrede als gevolg. Met name in de verzorgingstehuizen is de toestand vaak mensonterend. GroepWilders / Partij voor de Vrijheid wil terug naar organisaties langs de lijnen van de menselijke maat, de drijvende krachten van onze samenleving hun eergevoel en de mogelijkheid tot ontplooiing van hun specifieke gaven en talenten teruggeven, en hen waar mogelijk beter belonen.

Het onderwijs is in het bijzonder het slachtoffer geworden van decennia aan ongebreidelde sociaal-democratische vernieuwingsdrang, die ons uiteindelijk heeft opgescheept met een systeem dat in feite net zo kunstmatig is als ons politieke bestel.6  Het houdt geen rekening met de specifieke talenten van leerlingen, maar zou alle jeugdigen in Nederland het liefst door dezelfde eenheidsworst wringen. Jongens die uitstekend zouden gedijen op een ambachtsschool, zitten zich nu te vervelen op het zogeheten VMBO, en kinderen met meer cognitieve talenten zitten te verpieteren in het studiehuis. En door al die vernieuwingen en reorganisaties is er geen enkel oog meer voor het grote belang van een goed curriculum dat leerlingen niet alleen wat (opzoek-)vaardigheden bijbrengt maar hen in de beste tradities van de westerse beschaving ook werkelijk vormt tot een beter mens en een goed burger.

Alhoewel scholen door de overheid worden gefinancierd, behoren zij in de meest eigenlijke zin niet tot het staatsdomein: zij bieden een voortzetting van de opvoeding door het gezin volgens de principes waarvoor de ouders van kinderen kiezen. Dit principe is belichaamd in artikel 23 van onze Grondwet, waarin onder meer de gelijkberechtiging van bijzonder en openbaar onderwijs is vastgelegd. Dit artikel weerspiegelt daarmee een belangrijk principe van onze samenleving en dient daarom te worden gehandhaafd. Op grond van de mogelijkheden die de wet biedt, zijn er in het recente verleden ook tientallen islamitische scholen opgericht. Onderwijs is de geest van de islam wekt geen vertrouwen. Daarom moet de inspectie van deze scholen worden verscherpt, en om dit probleem niet verder uit de hand te laten lopen, dient er paal en perk aan de oprichting van nieuwe islamitische scholen te worden gesteld.

Het is echter niet de school maar het gezin waar kinderen door hun ouders worden opgevoed, en in de warmte en beschutting van liefde en trouw tot stabiele persoonlijkheden kunnen uitgroeien. Wat daar mis gaat, kan door geen politiek programma worden gerepareerd. De Groep Wilders / Partij voor de Vrijheid wil zich daarom inzetten om de positie van het gezin waar mogelijk te versterken.


Conclusie

De GroepWilders /Partij voor de Vrijheid (PVV) wil zich vrij houden van partij- en machtspolitieke spelletjes die de kiezer uiteindelijk alleen maar voor de gek houden en op het verkeerde been zetten. Het beloven van gouden bergen aan de kiezer ten behoeve van een plaats op het pluche, om alle beloftes na de verkiezingen net zo gemakkelijk weer te vergeten, is niet onze stijl. Het gaat ons om een betere toekomst voor Nederland, en om de overwinning van de grote problemen die Nederland momenteel in hun greep houden. We moeten met meer veranderingsgezind beleid ervoor zorgen dat de Nederlandse burger weer trots op zijn land wordt. Ons gaat het dus enkel en alleen om de inhoud. Op de belangrijkste punten die wij noodzakelijk en urgent achten, zal de zittende politieke elite dan ook weinig compromisbereid bij ons vinden. Hieronder de tien belangrijkste punten:

  1. De belastingen gaan fors omlaag. De overheid moet krimpen, de regelgeving en ambtenarij verminderen en de koopkracht en eigen verantwoordelijkheid van de burgers moet worden vergroot.
  2. De joods-christelijke en humanistische traditie/cultuur  worden als dominante cultuur in een nieuw artikel 1 van de Grondwet vastgelegd. Het huidige artikel 1 Grondwet komt te vervallen.
  3. De lidstaten van de Europese Unie dienen zoveel mogelijk soevereiniteit te behouden. Aan de verdere uitbreiding van de EU – zeker met een land als Turkije - wordt een halt toegeroepen. De EU gaat zich vooral met de interne markt en handel bezighouden. Nederland beperkt zijn financiële bijdrage aan de EU verder met vele miljarden per jaar. De Europese Commissie wordt grotendeels en het Europees Parlement geheel afgeschaft. De nationale parlementen worden bevoegd, elk met een vetorecht op ieder (resterend) terrein.
  4. Er komt een immigratiestop van vijf jaar voor niet-westerse allochtonen die zich hier blijvend willen vestigen. Het stemrecht voor gemeenteraadsverkiezingen voor mensen die de Nederlandse nationaliteit niet bezitten wordt meteen afgeschaft.
  5. In verband met het aan onze cultuur vreemde en a-democratische karakter van de islam, komt er voor de periode van vijf jaar een moratorium op de stichting van nieuwe islamitische scholen en moskeeën. Er komt een preekverbod voor buitenlandse imams, alsmede een verbod op het preken in een andere dan de Nederlandse taal. Radicale moskeeën worden gesloten, radicale moslims uitgezet.
  6. De discussie over het onderwijs dient zich toe te spitsen op een herstel van het curriculum. Het belang van het gezin voor de opvoeding en vorming van kinderen dient meer erkenning te krijgen.
  7. Om de kloof tussen burger en politiek te verkleinen willen wij verdere vormen van democratisering: bindende referenda (te beginnen met twee referenda: een over Turkije wel/of niet in de EU en de ander over de wenselijkheid van de euro), gekozen burgemeesters, politiechefs en de minister-president en een directere band tussen kiezers en volksvertegenwoordiging.
  8. Er komen hoge minimumstraffen en hogere maximumstraffen tegen misdrijven. Het bestuurlijke instrument van de administratieve detentie wordt in het kader van de terrorismebestrijding ingevoerd. Straatterrorisme wordt strenger bestraft, mede door de introductie van heropvoedingskampen en denaturalisatie en uitzetting. Het drugsbeleid wordt strenger.
  9. Onderwijzers, politieagenten, verplegers en verzorgers, militairen en andere essentiële werkers in de collectieve sector krijgen het respect dat zij verdienen, en worden bij de door ons voorgestane decollectivisering ontzien en waar mogelijk beter beloond.
  10. In de zorg zal de nadruk niet langer moeten liggen op ingewikkelde stelselherzieningen, maar op toegankelijkheid en menswaardigheid, zeker als het gaat om de leefsituatie van onze ouderen in verpleeg- en verzorgingstehuizen.


 

[1] Over diverse onderdelen zullen wij nog met afzonderlijke publicaties komen.

[2] Centraal Bureau voor de Statistiek, persbericht van vrijdag 10 februari 2006: ‘Historisch lage bevolkingsgroei’.

[3] Groep Wilders / Partij voor de Vrijheid heeft een initiatiefwet ingediend die een referendum over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie mogelijk moet maken.

[4] ‘Helft ziet EU als bedreiging’, De Telegraaf van donderdag 9 maart 2006.

[5] Volgens het Europese onderzoek van het tijdschrift Reader’s Digest (zie noot 5), heeft 67 procent van de Nederlanders meer vertrouwen in de eigen regering dan in de Europese Commissie.

[6] Zie Leo Prick, Drammen dreigen draaien – Hoe het onderwijs twintig jaar lang vernieuwd werd (Amsterdam, 2006). Voor de contouren van een nieuw begin, zie de interviews met Marijke Verbrugge in het programma Buitenhof van 23 oktober 2005 en in HP/De Tijd van 25 november 2005; zie ook www.stichtingaristoteles.nl.