Skip to main content

Internationalisering

Vz, het vorige debat over de werving van de internationale studenten kwam voor de minister eigenlijk te vroeg. Hij was nog bezig met een brief over internationalisering waarin hij zijn exacte plannen uiteen zou zetten. Die kwam op 21 april. Hoogste tijd, want het hoger onderwijs heeft immers geen absorptiecapaciteit meer en onze eigen studenten worden verdrongen.

Vz, wij hebben nu de visie van de minister op internationalisering gekregen en welke maatregelen hij wil nemen om wetgeving op het gebied van de Nederlandse taal, artikel 7.2 van de Wet Hoger Onderwijs, sluitend te maken. Zijn zes uitgangspunten richten zich op balans; het in balans brengen van de overspannen situatie waarin internationalisering vooral het universitair onderwijs heeft gebracht. Wij onderschrijven in zijn algemeenheid deze inspanning van de minister, al zal er nog heel wat water door de internationale Maas stromen voordat maatregelen echt zoden aan de dijk zetten, bijvoorbeeld als het gaat om het aanpassen van het bekostigingsstelsel.

De minister stelt ook dat de wet momenteel niet duidelijk is en dat hij daarom gaat werken aan een wetswijziging.
Vervolgens geeft de minister een uitleg hoe de wet geïnterpreteerd moet worden.

Voorzitter, wij delen zijn exegese van de wet, maar wij begrijpen niet dat een dergelijke exegese nodig was, omdat naar ons inzicht de wetgever indertijd helemaal geen slecht werk heeft geleverd.
Want wat voegt de uitleg van de minister nou eigenlijk concreet toe aan wat er al in de wet beschreven staat.
Wat de minister hiermee WEL doet, is impliciet toegeven dat de wet gemankeerd is.
Voorzitter, hoe je het ook wendt of keert, als je op basis van de bestaande wet toegeeft dat er onduidelijkheid is, dat artikel 7.2 multi-interpretabel is, dan laat je je oren hangen naar alle besturende, controlerende en toezichthoudende gremia die er in het hoger onderwijs zijn, zoals de leden van de Raden van Toezicht, de Colleges van Bestuur, de opleidingscommissies, medezeggenschapsorganen, examencommissies, en de visitatiecommissies van de NVAO, die allemaal als bij toverslag de maas in 7.2 leken te hebben gevonden en daarnaar hebben gehandeld. En de wet vervolgens hebben gekwalificeerd als ondeugdelijk, want voor meer uitleg vatbaar. Hoe zit dat, voorzitter?

De wet noemt drie uitzonderingsgevallen waarbij de opleiding een andere taal mag hanteren.
De eerste twee zijn nogal evidentꓽ opleidingen met betrekking tot een andere taal en gastcolleges.

Het derde uitzonderingsgeval is de doos van Pandora. De derde uitzondering is de grote aanjager van de teloorgang van het Nederlands als academische taal, het introduceren van het Engels als voertaal en onderwijstaal en voor het openzetten van de poorten voor de internationals die desnoods actief worden geworven in het buitenland om zoveel mogelijk buitenlanders binnen te slepen.
WANT: een opleiding mag afwijken zonder zich daarvoor te verantwoorden als de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt.

De herkomst van studenten is precies de perverse prikkel die de universiteiten nodig hadden om de wet aan hun laars te lappen.

Als door een wonder komen alle leden van de Raden van Toezicht, alle Colleges van Bestuur, alle opleidingscommissies, alle medezeggenschapsorganen, alle examencommissies en alle visitatiecommissies van de NVAO tot dezelfde conclusie, namelijk dat de derde uitzonderingsgrond van artikel 7.2 van de wet op het hoger onderwijs de aangewezen aanleiding is om het Nederlands aan de dijk te zetten en te vervangen door het Engels en die op die manier de internationalisering aanjaagt zoals dat nog nooit is vertoond. Er zijn immers veel buitenlandse studenten die het Nederlands niet beheersen. Bingo.

Deelt de minister mijn opvatting dat dit niet toevallig is, maar dat hier sprake is van een strategie die in gezamenlijkheid tot stand gekomen is om de wet te overtreden. Dit kan geen toeval zijn.

Voorzitter, dit is geen manco van de wet. Als DIT al een legitiem manco zou zijn, dan is elke wet gemankeerd.

Voor ons is hier geen sprake van een gemankeerde wet, maar van bestuurders met een gemankeerde moraal. Want hoe capabel de juristen van de wetgever ook zijn, hier kan je als wetgever nooit tegenop. Altijd zullen ze mazen in de wet vinden waardoor ze hun eigen gang kunnen gaan.

Het enige wat hier helpt is iets waarvan we heel goed weten dat het werkt. Sancties voorzitter. Gesprekken, zelfs indringende gesprekken, voer je met redelijke mensen die zich realiseren dat ze niet alleen voor zichzelf en hun eigen instelling werken, maar ook het nationaal maatschappelijk belang dienen.

Maar zo is het niet.
De minister moet niet vergeten dat elk College van Bestuur, elke rector wordt ondersteund door een regiment van magere mannetjes en vrouwtjes voor communicatie, voor de lobby, de adviseurs, de consultants en een juridische staf, allemaal werknemers die goed beloond worden voor het vinden van mazen in de wet, van perverse prikkels en die hun eigen zucht naar ongebreidelde groei laten betalen door de Nederlandse belastingbetaler die zijn eigen kinderen benadeeld ziet bij fixusstudies, bij het zoeken naar studentenhuisvesting en die zich ook nog eens moeten uitdrukken op academisch niveau in een voor hun vreemde taal.
Mensen die dit willens en wetens hebben veroorzaakt, daar ga je geen welwillend gesprek mee aan. Die roep je dusdanig tot de orde dat ze het nooit meer doen. Met financiële sancties.

Graag een reflectie van de minister. Hoe gaat de minister in de nieuwe wet voorkomen dat bestuurders en controleurs zich WEL aan de wet houden en niet meer hun gang kunnen gaan op de manier zoals ze dat gedaan hebben en die het hoger onderwijs totaal heeft ontwricht.