Skip to main content

Algemeen Overleg inzake wapenexportbeleid (2)

Voorzitter. Ik wil in de eerste plaats mijn dank uitspreken voor de brief van de regering, waarin nog eens in een heel goed overzicht en doorzicht wordt aangegeven hoe het precies werkt met de exportvergunningen en wat het beleid daarin is. Het was een heel verhelderende brief. Het uitgangspunt is duidelijk het gemeenschappelijke EU-standpunt inzake wapenexport en de acht criteria die daaruit voortkomen, zoals mensenrechten, interne conflicten, regionale stabiliteit en omleidingsrisico. Maar als een vergunningaanvraag voldoet aan de acht criteria, zo lees ik in de brief, wordt de vergunning in principe altijd verleend.

«In principe» suggereert toch dat er beleidsruimte is om niet te leveren, ook al is aan de acht criteria voldaan. Heb ik dat goed begrepen? Dit is eigenlijk dezelfde vraag als de heer van Ojik ook al stelde. Kunnen wij, ook al is aan de acht criteria voldaan, toch nog weigeren? Wanneer zou er dan niet geleverd kunnen worden? Wanneer zou er toch niet een vergunning afgegeven kunnen worden? Zijn er uitzonderingen denkbaar? Zo ja, welke zijn dat dan? Als ik kijk naar de gevallen waarin recentelijk voor grotere en belangrijke wapenexport vergunningen zijn verleend, kom ik in de eerste plaats Egypte tegen. Gelet op alle spanningen en onzekerheden en de conflictsituatie die zich in Egypte voordoet, rijst op zijn minst de vraag of de vergunning, ook al is deze verleend, nog kan worden bevroren. Kunnen wij die nog tegenhouden? Het tweede land dat ik wil noemen, is Indonesië. Er is een vergunning afgegeven voor levering van allerlei toebehoren van fregatten aan Indonesië. Aan de acht criteria zal misschien worden voldaan, maar de vraag die de PVV-fractie bezighoudt, is wat Indonesië eigenlijk met deze fregatten moet. Wij zien namelijk geen externe bedreiging voor Indonesië. Wat betreft het tegengaan van terrorisme zien wij eigenlijk ook niet waarom daarvoor de inzet van deze schepen nodig is. Andere Kamerleden hebben hierover al vragen gesteld. De fregatten kunnen ook worden ingezet om op het land te schieten. Papoea's – ik geef toe dat het lang geleden is – hebben daarin slechte ervaringen met Indonesië. De marine is ook wel eens ingezet tegen Papoea-vrijheidsstrijders. Verder zijn ook nog voor Oman en Algerije exportvergunningen voor wapens verleend. In het rijtje Egypte, Oman, Algerije en Indonesië valt natuurlijk op dat al die landen lid zijn van de Organisation of Islamic Cooperation (OIC). De PVV beschouwt de gehele islam als een politieke ideologie, gericht op werelddominantie, die per definitie een bedreiging van de stabiliteit in de wereld is. Wij vinden dat leveringen aan landen van de OIC nooit zouden moeten plaatsvinden. Sluit de wapenkraan voor die inherent instabiele islamitische wereld. Dan is er nog een land waarmee onderhandelingen plaatsvinden over verkoop van overtollig defensiematerieel, namelijk Jordanië. Het gaat niet over levering door private bedrijven, maar over levering door de Nederlandse overheid. Wij hebben in het vorige AO Wapenexportbeleid daarover al gesproken. Ik heb mij toen al verzet tegen de levering van allerlei luchtafweergeschut aan Jordanië. Nu is ook sprake van F-16's. Mijn fractie wil dat de onderhandelingen met Jordanië onmiddellijk worden afgebroken, niet alleen omdat zij vindt dat je sowieso geen wapens zou moeten leveren aan een land dat lid is van de OIC, maar ook omdat in Jordanië duidelijk sprake is van gewijzigde omstandigheden. Jordanië staat immers training en opleiding van Syrische rebellen op zijn grondgebied toe. Daardoor neemt het risico toe dat Jordanië vroeg of laat betrokken raakt bij het Syrische conflict. Bovendien is Jordanië een instabiele staat waar de Hashemitische heerserskliek steeds zwakker wordt en de Palestijnse bevolking groeit en verder radicaliseert. De kans dat de Arabische storm ook in dit land zijn verwoestende effect zal laten gelden, is wat ons betreft levensgroot. Ik pleit er dus voor om de onderhandelingen met Jordanië te stoppen.