Skip to main content

Variawet Hoger Onderwijs

Vz, vandaag gaat het over de variawet hoger onderwijs. Het gaat om verschillende beleidsmatige wijzigingen zoals het harmoniseren van de bekostigingsmogelijkheden voor zowel hbo-masters als wo-masters, het verduidelijken van wetgeving omtrent premasters en nog een aantal punten ter verbetering.

Eerst een opmerking vooraf, voorzitter.

Wij lezen in de MvT dat ondanks dat de aansluiting tussen hoger onderwijs en arbeidsmarkt goed is, er nog steeds ruimte is voor verbetering. De minister veronderstelt dat de beroepspraktijk complexer wordt en met haar veronderstellen wij dat ook. Het is daarom de verwachting, aldus de Minister, dat de behoefte aan hoger opgeleiden en aan op- en bijscholing van werkenden zal blijven toenemen.

De vraag daarbij is wel of hogeropgeleid uitsluitend gedefinieerd moet worden als hbo- of wo-opgeleid.
Hoewel de PVV bij uitstek de partij is van verheffing en emancipatie door onderwijs, zien wij door de welhaast onbegrensde toegankelijkheid die ons onderwijs heeft -en dat is iets om heel trots op te zijn- een toenemende druk op de universiteiten. Succesvolle emancipatie heeft namelijk een prijs, voorzitter. Die prijs is massaliteit in het hoger onderwijs, overvolle collegezalen en medewerkers die uitvallen door burn-out. En, hoe je het ook wendt of keert, een generieke daling van het niveau van het hbo en wo, omdat veel studenten die nu door al dat zogenaamde maatwerk op hun tenen zich net wel of net niet, met vallen en opstaan, door hun studie heenworstelen. Niemand wordt daar blij van.

Wij vragen ons daarom af of er niet een te grote focus ligt op hoger opgeleid zijn. Heel Nederland een master is toch niet de Heilige Graal?
Sinds 2000 is het aantal studenten in het wo tot 26 jaar gestegen van 6% naar 10% en in het hbo van 11% naar 15%. Dit jaar is het aantal ingeschreven studenten aan Nederlandse universiteiten in collegejaar 2019-2020 met ruim 4 procent gestegen tot meer dan 303.000, het hoogste aantal ooit. Ook hbo-opleidingen zagen het aantal eerstejaars met bijna 3 procent groeien tot 113.422 ten opzichte van het collegejaar daarvoor. Eveneens een record.
Duiden deze cijfers er juist niet op dat ons hoger onderwijs misschien wel TE toegankelijk is geworden?
Want hoe verhouden deze cijfers zich tot de dalende trend in het mbo ten aanzien van het aantal studenten die bbl en bol volgen? Het mbo als
eindonderwijs wordt met het jaar zeldzamer. Met het jaar dreigt in de race naar hoger en hoger onderwijs het prestige van het mbo en daarmee de aantrekkelijkheid verder weg te zakken, wat wordt gevoed door krachten waar we nauwelijks zicht op hebben.
Ik begrijp dat dit een principieel punt is voorzitter, waar dit wetgevingsoverleg zich niet direct voor leent, maar toch wil ik de Minister vragen hier kort op te reflecteren, in de hoop en verwachting dat we hierover te zijner tijd uitgebreider bij stil zullen staan. Het is voor ons in ieder geval een punt van zorg, temeer omdat we in de MvT, maar zeker in de D66-bijdrage aan de Nota naar aanleiding van het verslag een politieke wil bespeuren om het hoger beroepsonderwijs te laten samensmelten met het WO. Een hardnekkige wens vanuit het hbo om zelf universiteit te worden, wat ons betreft een ongewenste ontwikkeling, komt met deze Variawet weer een stapje dichterbij.

Vz, op blz. 5 in de MvT staat dat iemand zonder een (verwante) hbo- of wo-bacheloropleiding niet op voorhand de toegang tot een masteropleiding kan worden ontzegd. De minister stelt dat iemand ook op andere manieren kennis, vaardigheden en competenties kan hebben vergaard. De eerder verworven competenties. Kan de minister dit nauwkeuriger omschrijven? Wij gaan ervan uit dat die kennis, vaardigheden en competenties dan wel zijn opgedaan binnen een sector dat minimaal overeenkomt met de beoogde masteropleiding. Dat zorgt namelijk voor een veel betere aansluiting en daarmee kan de student aantonen dat hij daadwerkelijk op andere manieren kennis, vaardigheden en competenties heeft vergaard om toelating te verdienen tot de masteropleiding van zijn of haar keuze.

Vz, ik ga afronden. De minister wil de mobiliteit van studenten vergroten zodat zij interculturele en internationale vaardigheden kunnen verwerven die noodzakelijk zijn in een globaliserende wereld. Het is één van de sacramenten van het Bolognaproces, een dogma van de globaliseringsreligie, door iedereen aanvaard en door bijna niemand betwijfeld. Wij hebben die twijfels wel. Want voorzitter, wat zijn precies die interculturele en internationale vaardigheden die volgens de minister noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld voor een uitvoerende medewerker van de Sociale Dienst in Bleiswijk.

Nog een laatste vraag over het toezicht van de inspectie op rechtspersonen of natuurlijke personen buiten het onderwijsbestel.

Op pagina 13 van de MvT lezen we dat een organisatie zich niet zomaar universiteit mag noemen, tenzij de instelling zich verhoudt tot de eisen die gesteld worden in de Wet Hoger Onderwijs.

Deze Wet maakt het mogelijk dat het toezicht en de handhaving worden verbeterd. Kan de Minister toelichten hoe de stand van zaken is als het gaat om de Islamitische Universiteit Europa, de Islamitische Universiteit Rotterdam en de Islamic University of Applied Sciences, eveneens gevestigd in Rotterdam. Wij verzoeken u om deze drie instellingen zo snel als mogelijk is te onderzoeken volgens de nieuwe criteria die deze Wet biedt. Kan de Minister dat toezeggen?