Skip to main content

Wijziging WEB rechtspositie mbo-studenten

Voorzitter,

Dit is het debuut van deze Minister van OCW. Wij heten hem dan ook van harte welkom in deze Kamer en in de belangrijke vaste Kamercommissie Onderwijs.

Als wetenschapper met een missie, als onderwijsman pur sang, als mens, wens ik de nieuwe Minister alle goeds.
Als het gaat om de politicus Dijkgraaf zit ik daar als oppositieleider in deze commissie anders in.
D66, de partij waarvan de Minister, naar ik vernam uit de media, pas zeer recent lid werd, is onze ideologisch meest geharnaste tegenstander. Het is de partij die al sinds 11 jaar vooroploopt om ons en onze meer dan een miljoen kiezers uit te sluiten en te discrimineren met een cordon sanitair waardoor die kiezers met een onbegrijpelijke vanzelfsprekendheid niet alleen worden uitgesloten van de macht, maar zelfs niet gehoord of gezien worden. D66’ers, de winnaars van de globalisering, de mensen die uiterst tevreden zijn met hun leven, die wonen in de blanke bakfiets-enclaves waar de huizen onbetaalbaar zijn, hebben geen idee van de parallele wereld van onze mensen, die in de u vertrouwde VS ‘deplorables’ worden genoemd, geen idee van hun noden en van hun teleurstellingen en hun wantrouwen naar de overheid. Politiek gezien gaat er dus geen liefde verloren tussen ons.

Wij zullen elkaar soms kunnen vinden als het gaat om details in wetten of regelingen, maar zogauw het aankomt op de grote thema’s zoals internationalisering, het oprukkende wokisme in het hoger onderwijs, de monocultuur van linkse meningen, de censuur, en erger nog de zelfcensuur die oprukt in de universiteiten, de onwetenschappelijke notie dat gender, geslacht zelfs, geen biologie is, maar een sociaal construct, dan scheiden onze wegen, om het Kaagiaans uit te drukken. Maar in tegenstelling tot de partijleider van deze Minister scheiden onze wegen dan ook echt.
Wat ons betreft kan dit ministerschap niet kort genoeg zijn.

Vz, wij zien meerwaarde in de wettelijke verankering van de rechtspositie van mbo’ers, net zoals dat geldt voor leerlingen in het funderend onderwijs en studenten in het hoger onderwijs.

De huidige onderwijsovereenkomst in het mbo, die stamt uit 1996, voldoet al jaren niet meer. Een soort contract tussen wat we toen nog ‘’deelnemers’’ noemden en de betreffende opleiding. Een vrij kille benadering die geen recht doet aan de mbo-student en die niet in staat is gebleken voldoende bewustwording te creëren bij mbo’ers over hun rechten en plichten.
Het is dan ook positief dat de onderwijsovereenkomst wordt afgeschaft en zal worden vervangen door een studentenstatuut.

Het gelijkschakelen van de rechtspositie van mbo-studenten aan die van leerlingen in het funderend onderwijs en studenten in het hoger onderwijs zien wij ook als wenselijk.
De wet zorgt er ook voor dat de klachtenafhandeling inzichtelijker gemaakt wordt. Zo worden de rechten aangaande schorsing en verwijdering van de instelling opgenomen in de Wet educatie en beroepsonderwijs, de WEB.

Wel vragen wij ons af waarom er gekozen wordt voor een maximale schorsingstermijn van twee weken. Is daar een specifieke reden voor? Graag een reactie.

Ook zouden wij graag willen weten of de gestelde termijn van maximaal vier weken waarin scholen bezwaren tegen verwijdering af moeten handelen, niet een te lange periode is. Dat moet toch sneller en efficiënter kunnen.
Waarom vind ik dat? We hebben het hier over een school, voorzitter. Als er zich een conflict voordoet - en daar is dagelijks sprake van, weet ik uit ervaring - moet de leraar direct ingrijpen. En als dat niet lukt, komt de mentor in beeld en als het dan nog niet lukt, de afdelingsleider.
Het zou idealiter dezelfde dag opgelost moeten zijn. Dat past in het pedagogische klimaat van het mbo.
Wat vooral niet past is de methodiek van beraad, onzekerheid en twijfel waarin de leerling vier weken moet bungelen.
Een ROC is in de eerste plaats een pedagogische gemeenschap die zich niet moet willen vergelijken met een Openbaar Ministerie waar verdachten worden heengezonden om weken later uitsluitsel te krijgen of de schorsing al dan niet terecht is geweest. Hou eens op zeg, we praten hier over een school waar opvoeding, pedagogiek en omgaan met elkaar centraal horen te staan.

Wij krijgen toch sterk de indruk dat het zwaartepunt nu nog steeds bij de instelling ligt, zeker gezien zij vier weken nodig menen te hebben om zo’n casus af te handelen.
Is dit in het belang van de student of de school? Zijn de cognitieve vaardigheden van de leerling/student voldoende ontwikkeld, is er voldoende ouderbetrokkenheid om een eventuele onterechte schorsing of verwijdering het hoofd te kunnen bieden voor een mbo-student, vooral op de startniveaus 1 en 2? Wij hebben daar serieuze twijfels over.

Wat wij ook vreemd vinden is de discrepantie tussen de schorsingstermijn in het mbo en het vo. Waarom is dit verdubbeld ten opzichte van het vo? Zo ontstaat de indruk dat mbo’ers best een weekje extra zonder onderwijs kunnen, mochten zij geschorst worden. Dat kan toch niet, voorzitter. Graag een reactie.

Net als voor de andere vormen van onderwijs, zien wij ook voor het mbo niets in het verbreden van landelijke financiële ondersteuning voor student-bestuursleden die actief zijn voor het beroepsonderwijs of voor een politieke jongerenorganisatie. In de meeste gevallen spreken we dan over organisaties zoals DWARS, de Jonge Democraten, Radicaal en de Jonge Socialisten. Wij vinden dat volstrekt onwenselijk.
Ook over extracurriculaire activiteiten in het mbo zeggen wij dat dit een eigen persoonlijke keuze is.
Ons standpunt zal u niet verbazen als u weet dat leraren die als PVV’er op een kieslijst komen óf worden ontslagen of op het matje worden geroepen bij het voltallige bestuur waar zij voor de keuze worden gesteld om óf van die kieslijst te verdwijnen, óf om op straat te worden gezet.
Laat GroenLinks, D66, BIJ1 en de PvdA zelf maar in de buidel tasten om die jongeren financiële ondersteuning te bieden en doe dat niet over de rug van belastingbetalende PVV’ers.

Vz, wij staan in beginsel dus positief tegenover de vorming van een studentenstatuut.
Maar waarom is er ook niet direct een statuut voor leraren meegenomen. Wij zien namelijk dat de vrijheid van meningsuiting voor leraren nog steeds niet gewaarborgd is. Integendeel.
Ik verwijs dan naar de casus Paula van Manen. De pedagogiekdocente Van Manen schreef een uiterst discreet en gebalanceerd boek getiteld: “Wanneer krijgen we weer les?” over haar ervaringen met onzinnige onderwijsvernieuwingen als docente, verbonden aan ROC Nijmegen. Dit werd haar niet in dank afgenomen door de autoritaire schoolleiding. Mevrouw Van Manen werd geschorst en ontslagen en na een lang juridisch gevecht werd zij ook nog eens in het ongelijk gesteld door de rechter.
De rechter wees toen op de CAO die maar weinig tot geen vrijheid geeft om werk- gerelateerde misstanden naar buiten te brengen.
Voorzitter, natuurlijk zal ik nooit aan deze minister vragen om op de stoel van de rechter te gaan zitten of zich te mengen in de CAO’s, maar deelt de minister in ieder geval onze opvatting dat een lerarenstatuut geen overbodige luxe zou zijn voor het mbo.
Het is toch doodzonde dat docenten met een groot, warm hart voor het onderwijs, zoals mevrouw Van Manen, door bestuurders met lange tenen het onderwijs uitgejaagd worden en de facto met een beroepsverbod worden opgezadeld.
Zeker in een tijd van een lerarentekort zouden we dat moeten voorkomen. Het is voor ons het zoveelste teken aan de wand dat de bestuurders lijken te vergeten dat docenten en studenten centraal moeten staan in het onderwijs. Graag een reflectie en liefst nog een toezegging dat de Minister een onderzoek toezegt hoe de vrijheid van meningsuiting van leraren en docenten gewaarborgd kan worden.

Vz, ik ga afronden. In navolging van de RvS vragen wij ook aandacht voor de noodzakelijke cultuuromslag die gepaard moet gaan met het versterken van de rechtspositie en de rechtsbescherming van studenten in het mbo.
Dit vereist een grotere betrokkenheid van leraren. Leerlingen moeten actief betrokken worden bij het vergroten van deze bewustwording, maar ook binnen de scholen zelf moet duidelijk worden uitgelegd wat nut en de noodzaak is, maar vooral wat de praktische betekenis is van het studentenstatuut. Dat zal bepalend zijn voor het slagen van deze wet.
Hoe gaat de Minister dat uitvoeren?