Skip to main content

CD Tweede Voortgangsrapportage NPO Funderend Onderwijs

Vz, vandaag, bij de bespreking van pas de tweede voortgangsrapportage van het Nationaal Programma Onderwijs in het funderend onderwijs, is er eigenlijk niet veel goed nieuws.

Vz, eerst een klein compliment aan de minister dat hij gekozen heeft voor verlenging van het NPO met twee extra schooljaren. Dit geeft scholen ruimte om ‘evidence based’ interventies te kiezen om de achterstanden het hoofd te bieden.
Maar laten we wel wezen, die beslissing is uit beleidsarmoede gemaakt, omdat de scholen geen raad wisten met de uitgave van deze plotselinge tsunami van geld.

Als het gaat om de inkadering van de uitgaven die ik per motie vroeg, met 145 stemmen aangenomen, rijst bij de PVV de volgende vraag.
Het gaat om mijn aangenomen motie 35570-VIII-186 van 25 februari 2021, waarin ik de regering verzocht om onderwijsinterventies waarvan de effectiviteit niet bewezen is of niet zeer aannemelijk is, uit te sluiten van financiële toerusting in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs.
De uitvoering van die motie is niet vergeten, als ik kijk naar de ontwikkeling van de zgn. menukaart waaruit scholen kunnen kiezen uit bewezen effectieve interventies, maar in de brieven met relevante moties vinden we hem niet terug. Waarom is dat?

Vz, ik vraag niet voor niets om opheldering over mijn motie. Bijna alle leden in de vorige commissie waren het erover eens dat onbewezen onderwijsinterventies geen plek zouden mogen hebben in het NPO. Maar wij zien dat op de website van nota bene de VO-Raad onbewezen onderwijsinterventies wel degelijk een voet tussen de deur hebben gekregen. Een school in Friesland zet bijvoorbeeld in op versterking van het mentoraat, faalangstreductie, diep lezen en rekenen en mindfulness. Met alle respect, vz, wij zien mindfulness niet als een ‘evidence based’ interventie. En dit is niet het enige voorbeeld van aanvechtbare interventies, vz. Yoga, uitstapjes naar de Efteling, zomaar een paar die mij onder de aandacht werden gebracht.

In brief 164 zegt de minister hier zelf ook zorgen over te hebben en hij wil ervoor zorgdragen dat de niet-effectieve interventies worden bekendgemaakt op ‘Onderwijskennis’ per 1april. Is dat intussen gerealiseerd?

De minister kan nu niet ingrijpen als scholen kiezen voor niet-effectieve interventies en hij gaat daarover in overleg met de organisaties.
Ik wil de minister hier aanmoedigen: vorder onterecht uitgegeven geld terug. Laat dit belangrijke punt niet wegzakken in het drijfzand van alle betrokken koepels en organisaties.

Vz, wij hebben vanaf de aankondiging van dit plan al onze zorgen geuit over het gebrek aan analyse, gebrek aan een plan en een gebrek aan meetbare doelstellingen en opbrengsten. We zien nu dat uitgerekend de Algemene Rekenkamer onze zorgen deelt en ik citeer: “De ministers hebben de doelen van het NP Onderwijs onvoldoende duidelijk gemaakt. Daarom zal na afloop van het programma niet kunnen worden beoordeeld of deze grote investering in het onderwijs het gewenste effect heeft gehad.” (einde citaat)
De Rekenkamer stelt dus NU eigenlijk al vast dat wij als Kamer niet kunnen beoordelen in welke mate deze zak geld van bijna mythische proporties ervoor zorgt dat de leerachterstanden en vertragingen worden opgelost.

Vz, wij vinden de bevindingen van de Algemene Rekenkamer verontrustend.
Deze commissie heeft met rede de Algemene Rekenkamer gevraagd om inzicht te geven in de opbrengsten van het NPO. Wij wilden aan de voorkant voorkomen dat er geen publiek geld zou verdwijnen in de bodemloze put van het onderwijs. Hoe kan de minister dit verantwoorden aan al die mensen die het al zo zwaar hebben met de inflatie, onbetaalbare energieprijzen en stijgende brandstofprijzen? Hoe kunnen wij als Kamer onze controlefunctie uitoefenen als het volstrekt onduidelijk is in hoeverre al die miljarden wat gaan oplossen? De Kamer kan dat NIET laten gebeuren, voorzitter.

Is de minister bereid om bij de volgende voortgangsrapportage duidelijke ‘checks’ en ‘balances’ te hanteren die erop toezien dat a) de gebruikte middelen door ons gecontroleerd kunnen worden op effectiviteit en b) dat het ministerie de mogelijkheden krijgt om onderwijsgeld terug te vorderen als dat wordt ingezet voor onderwijsinterventies die aantoonbaar niet ‘evidence based’ zijn?

Hoe gaat de minister dat aanpakken en kunnen we die aanpak verwachten voor de derde voortgangsrapportage?

Vz, als dat niet lukt, moeten we concluderen dat er geen financiële prikkel is om af te zien van uitgaven aan interventies die bol staan van magisch denken EN belangrijker nog, dat ons als Kamer de instrumenten worden onthouden die we nodig hebben om u als uitvoerder te controleren en voor onszelf om verantwoording af te leggen naar de belastingbetaler.
Ik denk dat de minister begrijpt dat we dan een probleem hebben. Een groot probleem.

Tot zover.