Skip to main content

Staat van het Onderwijs 2022

Het ministerschap kent twee mooie dagen, wordt wel gezegd. De eerste dag en de laatste. Vz, ik kan me voorstellen dat voor deze twee ministers alleen de laatste dag nog leuk is, want op de eerste dag wisten ze al waarmee ze te maken kregen in dit rampenkabinet Rutte 4: crisis. Stikstofcrisis, wooncrisis, energiecrisis, Oekraïnecrisis, toeslagencrisis, coronacrisis, een vertrouwenscrisis. Wat ons betreft moet daar de onderwijscrisis aan worden toegevoegd. Gek eigenlijk, dat dat nog niet is gebeurd, terwijl al jaren duidelijk is dat het onderwijs zelfs in een systeemcrisis verkeert. Het uitroepen van de onderwijsnoodtoestand zou niet overdreven zijn, gezien de problemen die het onderwijs teisteren. Het gierende lerarentekort richt vooral in de grote steden grote schade aan, de leerachterstanden die al enorm waren, zijn door de coronacrisis nog erger geworden. Kinderen kunnen steeds slechter rekenen, lezen en schrijven. Door de academia waait het spook van de ideologische monocultuur, van censuur en zelfcensuur en richt de wokecultuur onherstelbare schade aan en binnen het mbo wanen de bestuurders zich weer in de gloriedagen van weleer. Voorzitter, onze inbreng wordt weer ouderwets gezellig.

Vz, wij voeren vandaag het eerste debat over de staat van het onderwijs met deze beide bewindslieden. En hoewel we eigenlijk pas aan het begin zitten van hun periode, tekent zich toch al een verschil af.
Bij de minister voor basis- en voortgezet onderwijs zien we ambitie, gezond verstand, daadkracht en een duidelijke visie om de grote problemen in het funderend onderwijs aan te pakken. Wij zijn te spreken over het Masterplan Basisvaardigheden. Zijn aanpak van de basisvaardigheden in het funderend onderwijs, die door de broodprofeten van het nieuwe leren en de onderwijsvernieuwingen zwaar verwaarloosd zijn, is de enige aanpak die het tij kan keren. Een kwart van de leerlingen het leven insturen als functioneel analfabeet, DAT is de erfenis van de onderwijspolitiek van Rutte 1, 2 en 3. En het gebrek aan verontwaardiging, aan boosheid, aan wanhoop over de staat van het onderwijs die gekenmerkt wordt door DIE erfenis van die 24% semi-analfabete 15-jarigen, is voor de PVV-fractie verbijsterend. De media, vooral de parlementaire journalistiek, de werkgeverkoepels in het onderwijs, de beleidsmakers in het onderwijs en de politiek, ze hadden allemaal moord en brand moeten schreeuwen over dit bewijs van de teloorgang van ons nationale onderwijs. Maar het bleef stil voorzitter. Onderwijs is voor mij de allerbelangrijkste portefeuille, maar in de echte Haagse wereld is het dat niet. Onderwijs heeft van alle portefeuilles het minste sex-appeal. En dat is tragisch.

En toch, optimist die ik ben, zie ik een lichtpuntje. Briefnummer 161, pagina 3, punt 3: Vergroten van kansengelijkheid, de eerste zin. Daar staat, ik citeer: ‘De aanpak van de basisvaardigheden draagt OOK bij aan het vergroten van de kansengelijkheid.’ Einde citaat. Het staat er wat schuchter, voorzitter. Wat mij betreft had er moeten staan: De aanpak van de basisvaardigheden lezen, schrijven, rekenen is de ENIGE aanpak die kansengelijkheid biedt aan alle leerlingen, en vooral aan de leerlingen uit de kansarmere gezinnen.
Lezen, schrijven, rekenen, dat zijn de basisvaardigheden die jonge mensen van dubbeltjes kwartjes maken. Burgerschapsvorming hoort niet in dat rijtje. Burgerschap is een kennisvak, zoals Staatsinrichting ooit was. Of Maatschappijleer. Een kennisvak dat niets met vaardigheden heeft te maken. Een vak dat ook niets te maken heeft met opvattingen. Leer kinderen lezen, leer ze hoe de politieke inrichting van ons land eruit ziet en laat de ontwikkeling van opvattingen, meningen, opinies aan henzelf. Stuur daar niet in.
Kan de minister hierop reflecteren en, als hij het met mij eens is, de Stichting Leerplanontwikkeling op afstand zetten en burgerschapsvorming uit het rijtje basisvaardigheden zetten?

Vz, binnen het mbo gedragen bestuurders zich nog steeds als vanouds. Op ministerssalarissen hebben ze de ROC’s getransformeerd tot leerfabrieken waar zelfontdekkend leren en leerpleinen de norm zijn en waar nog amper les gegeven wordt. Is de minister er al aan toegekomen om het indringende boek “Wanneer krijgen we weer les?” van Paula van Manen te lezen? Dit boek, dat haar letterlijk haar baan heeft gekost, geeft haarfijn de praktijk van het gepersonaliseerd leren weer op het mbo. Ik raad de minister aan het zomerreces in ieder geval ook te gebruiken om haar prachtige boek te lezen.
Vz, bestuurders in het mbo wanen zich zo onaantastbaar onder het gebrek aan regie van deze minister dat ze zonder enige vorm van schaamte “Fuck the system!” tegen hem roepen op een zelfverzonnen Onderwijstop. Ik wil de minister er toch even aan herinneren dat hij de personificatie van het systeem is. Hoe gaat hij reageren op dat ‘Fuck the system’ van de bestuurder van het Summa College, het oude ROC Eindhoven?

Vz, de minister van OCW toont in vergelijking met zijn ambtsgenoot een stuk minder ambitie en daadkracht. Zo heeft hij het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid ingetrokken. Juist door dit wetsvoorstel zou de toestroom van internationale studenten einigszins gereguleerd kunnen worden. De minister heeft er echter voor gekozen om langer over internationalisering na te denken, nog langer, omdat internationalisering van het hoger onderwijs van grote waarde is voor de Nederlandse kenniseconomie, het onderwijs en de wetenschap. Maar DAT wisten we al, ook wij. Dat bestrijdt ook niemand, ook wij niet. Maar internationalisering heeft geleid tot enorme druk op de instellingen. Niet zo gek als meer dan de helft van de studentenpopulatie uit buitenlanders bestaat. Internationale studenten worden aan hun lot overgelaten, onze eigen studenten van belastingplichtige ouders worden verdrongen, studentenkamers zijn er amper en de verengelsing zorgt voor gemankeerde colleges waarin in zowel studenten als docenten onvoldoende in staat zijn om zich op adequate wijze uit te drukken. De werkdruk in de instellingen is niet eerder zo groot geweest. En toch blijven we maar buitenlandse studenten naar Nederland lokken, alsof het niet anders kan. Kan de minister in ieder geval duidelijkheid geven wanneer hij denkt klaar te zijn met het denken over internationalisering. Kunnen wij een nieuw wetsvoorstel verwachten binnen zijn ambtstermijn? Graag een reactie van de minister.

Tweede termijn

Vz, de ideologische monocultuur op de universiteiten is de grootste bedreiging voor de academische vrijheid. Universiteiten gaan prat op diversiteit en inclusie ten aanzien van alles en iedereen, behalve als het gaat om meningen. Alles wat afwijkt van het heersende linkse narratief, wordt dissident verklaard door hoogleraren en docenten in machtsposities die geen enkele tegenspraak dulden. ‘The science is settled’ is het adagium. Voorzitter, ‘The science was settled’ in 1949, toen Antonio Egas Moniz de Nobelprijs ontving voor de ontdekking van het therapeutische effect van de barbaarse lobotomie die het leven kostte van talloze psychiatrisch patiënten. Tegenspraak, voorzitter, het vrije debat, het vrije onderzoek zijn essentieel voor wetenschap.
Hoe kan het dan, vraag ik de minister, dat aan de Leidse Universiteit, het zogenaamde Praesidium Libertatis, bolwerk van vrijheid, een hitsige karaktermoord wordt gepleegd op een jonge doctor, een jonge vrouw die het waagt af te wijken van het gemonopoliseerde grote gelijk, door een hoogleraar die dit over haar zegt: ‘een schandvlek voor onze universiteit … we slagen er helaas lang niet altijd in mensen waar we zo hard voor werken te beschaven’.
Waar een docent over een collega die met emeritaat gaat, zegt: ‘Wel blij dat dat hele circus van Cliteur met zijn emeritaat in volle ontbinding is. Een schande voor de wetenschap.’
Voorzitter, hier is geen sprake meer van een cultuur van vrijheid. Dit is je reinste intimidatie, naar deze jonge doctor en naar alle jonge promovendi in de toekomst van de Leidse Universiteit.
Graag een appreciatie van de minister op de onwaardige heksenjacht van deze twee medewerkers van de Leidse Universiteit en de volgende motie om één en ander in betere banen te leiden: