Skip to main content

Wet toevoeging van decentrale loting als selectiemethode voor opleidingen met capaciteitsfixus in het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Vz,
Met dit wetsvoorstel wil de regering de kansengelijkheid voor aspirantstudenten vergroten. Uit onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs is namelijk gebleken dat studentenpopulaties van opleidingen met een capaciteitsfixus minder divers zijn dan andere opleidingen. De kwalitatieve criteria die nu gebruikt worden, een toets en een motivatiegesprek, zijn volgens de regering onvoldoende in staat gebleken om de toegankelijkheid te waarborgen. De in 2017 afgeschafte loting wordt daarom weer toegevoegd aan het palet aan mogelijkheden waar opleidingen over beschikken om de instroom van studenten te beheersen. Een paar opmerkingen daarover, voorzitter.
De afschaffing van de loting toentertijd heeft niet voor niets plaatsgevonden, wil ik de minister in herinnering brengen. Belangrijk argument toen was dat toelating op basis van loting is gebaseerd op toeval, dom toeval en te weinig is gebaseerd op capaciteiten en motivatie van aspirantstudenten. Van loting worden leerlingen de dupe die buitengewoon getalenteerd zijn en zich tot het uiterste hebben ingespannen om in aanmerking te komen voor bijvoorbeeld een plaats bij Geneeskunde. De wonderkinderen voorzitter; die zijn er en die willen we niet kwijt. Die MOETEN op de juiste plaats komen, maar door bot en dom toeval dat deze Minister wil herintroduceren, lopen we weer het gevaar dat deze studenten de ene na de andere keer worden UITGELOOT. We hadden gehoopt dat dat vreselijke woord UITGELOOT, dat zwanger is van teleurstelling, frustratie en verdriet definitief tot het verleden zou horen. Maar nee hoor, daar is het weer, onder regie van D66.

Mijn eerste vraag aan de Minister is dus: wat is er mis aan het argument dat capaciteit en motivatie de voorkeur verdienen boven dom toeval, buiten het argument van het vergroten van kansengelijkheid, een argument dat wat ons betreft zeer aanvechtbaar is.

Vz, de overheid toont zich met de herinvoering van loting weer eens als onbetrouwbaar, wispelturig en overgevoelig voor ideologische hypes. Wij zijn juist altijd voorstander geweest van de invoering van een toelatingstoets en een motivatiegesprek en de afschaffing van loting. Juist een toets en een gesprek geven opleidingen met een beperkte capaciteit inzicht in het profiel van de aspirantstudent. En ze gaven aspiranten van welke kleur, afkomst, etc, etc, bovendien meer regie dan afwachten of dom toeval naar hun kant rolt.

Toetsen discrimineren immers niet en toetsing draagt ook bij aan het tegengaan van uitval van studenten in een later stadium.
Wat ons verbaast en verontrust is dit. We hebben het hier over aspirantstudenten met een vwo-diploma in hun bezit. De vraag is dus of het vwo-diploma van de ene groep leerlingen met bepaalde kenmerken meer waard is dan het vwo-diploma van leerlingen met andere kenmerken. Kenmerken zoals geslacht, afkomst, seksuele voorkeur en ras.
Als dat namelijk zo is hebben wij een probleem, want dan zou blijken dat zelfs vwo-diploma’s onderhevig zijn aan de soft bigotry of low expectations, de meest ernstige vorm van racisme, namelijk het racisme van de lage verwachtingen. Dan zouden aan vwo’ers die in de groep ‘divers’ zouden thuishoren, minder hoge eisen zijn gesteld. Is het dus zo, volgens de minister, dat het vwo-diploma van aspirantstudenten die in die groep zitten een diploma hebben dat minder waard is?

Ik denk het niet. Ik denk dat die leerlingen over precies dezelfde kennis en capaciteiten beschikken als alle anderen. Dus waarom zouden die aspirantstudenten dan minder goed in staat zijn om door de selectie op basis van minstens twee kwalitatieve selectiecriteria te komen? Wat hebben die aspiranten dan gemist in hun vwo-opleiding? Ze beschikken wel over de competenties en vaardigheden om hun vwo-diploma te halen, maar dan ineens gaat er kennelijk iets mis.

Zes jaar vwo, dat is allemaal niet niks, en dan ineens gebeurt er van alles. Wat is dat dan? Graag een reflectie van de Minister.

Vz, opleidingen met een capaciteitsfixus zijn volgens de regering niet divers genoeg. Maar ook deze zucht naar meer diversiteit heeft louter betrekking op onveranderlijke zaken zoals kleur en afkomst. Juist de kwalitatieve criteria gaven aspirantstudenten, ook de zgn. diverse studenten, JUIST de diverse studenten, meer regie en niet minder regie op hun kans om toegelaten te worden tot een opleiding met een capaciteitsfixus. En ze geven instellingen meer zeggenschap over het selectieproces en een betere match tussen de student en de opleiding.

Wij willen de meeste geschikte student op de juiste opleiding.
De argumentatie van de regering dat opleidingen met een capaciteitsfixus mogelijkerwijs de kansengelijkheid van studenten belemmeren, vinden wij niet opgaan en ook nog eens slecht onderbouwd. Ook de RvS stelt dat in het aangehaalde onderzoek van ResearchNed geen aanwijzingen te vinden zijn voor een verschil in toelating op basis van geslacht, leeftijd, sociaaleconomische status, eerste generatie hoger onderwijs, hulp van ouders of school en ouders. Kortom: het maakt geen enkel verschil.

Daar komt bij dat de regering niet op voorhand kan zeggen dat de herinvoering van loting zal gaan leiden tot het vergroten van de kansengelijkheid. Waarom voeren we het dan toch weer in? Op basis van welke informatie zal dit gaan leiden tot meer kansengelijkheid?

Zonder een duidelijke onderbouwing kunnen wij onmogelijk voor dit wetsvoorstel stemmen.