Skip to main content

AO Beleidsreactie evaluatie van de nieuwe wetgeving voor de onderbouw voortgezet onderwijs

Voorzitter,
Aanleiding voor dit AO is een beleidsreactie van de minister van OCW op de nieuwe wetgeving voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
In augustus 2006 is de huidige wet- en regelgeving voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs (ook bekend als de regeling onderbouw VO) van kracht geworden.

Deze regeling biedt op deze manier scholen meer beleidsruimte voor variëteit, professionaliteit en identiteit bij de vormgeving en organisatie van de onderwijsactiviteiten van de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs. Dit met het doel dat scholen maatwerk kunnen bieden aan hun leerlingen. Klinkt inhoudelijk als prima wetgeving, voorzitter. Wij zijn wel van mening dat we spaarzaam moeten zijn met beleidsreacties van de Kamer op dit detaillistische niveau. Het grijpt te veel in in het "hoe", wat voorbehouden moet zijn aan de scholen en de teams zelf.

Jammer, voorzitter, dat de twee conclusies uit het evaluatierapport iets minder florissant zijn;

Ten eerste zijn scholen weliswaar positief over de beleidsruimte die de regeling hen biedt, maar ze maken nog onvoldoende gebruik van die ruimte.
Meer dan de helft van de schoolleiders (56%) en docenten (63%) geeft aan dat hun school geen of slechts in beperkte mate gebruik maakt van de grotere beleidsruimte die de wet- en regelgeving voor de onderbouw biedt.

Schoolleiders ervaren de toegenomen beleidsruimte met name als verbetering omdat deze hen in staat stelt een betere afstemming in school tot stand te brengen, en een grotere organisatorische flexibiliteit biedt. Zij constateren dat de nieuwe wet- en regelgeving meer mogelijkheden voor scholen biedt om een afstemming tussen vakgebieden te realiseren. Daarnaast biedt het mogelijkheden om de samenwerking tussen docenten te verbeteren.
Docenten ervaren in vergelijking met schoolleiders de keuzemogelijkheden in de onderbouw minder sterk als verbetering. Als redenen voor de mate waarin de toegenomen beleidsruimte al dan niet als verbetering wordt gezien, verwijzen docenten in de eerste plaats naar veranderingen die zij bij hen op school waarnemen. Veel docenten die geen of weinig verschil met de oude situatie zien, geven aan dat er weinig zichtbare veranderingen zijn doorgevoerd. Sommige docenten menen dat de nieuwe wet- en regelgeving mogelijkheden heeft geschapen tot veranderingen die zij als onwenselijk beschouwen, zoals het terugdringen van de lestijd voor docenten, en het minder frequente contact tussen leerling en docent.

Kortom, een groot deel van de schoolleiders en docenten constateert dat de regeling onderbouw VO tot weinig veranderingen in hun school heeft geleid. Hoe verklaart de minister deze discrepantie? Is er toch sprake van een te detaillistisch niveau? Gaan we hier teveel op de directiestoel zitten? Toch teveel met het HOE bezig? De PVV vindt het wonderlijk dat de minister kennelijk geen instrumenten heeft om directies van scholen terug te roepen als PVV-docenten worden ontslagen omdat ze gebruik maken van hun recht op meningsuiting. Ze heeft ook geen middelen om bestuurders werknemers te laten aanpakken die oproepen om VN-soldaten in te vliegen om PVV'ers doord te schieten. Maar ze wil wel dat de overheid zich bemoeit met .............. en met ..................... En het gebruikelijke beeld tekent zich weer af: bemoeizucht van de overheid met de details, brave en vooral nietszeggende antwoorden van scholen als ze er op bevraagd worden, vooral geen steekhoudende kritiek leveren. Maar als het er op aankomt, levert het GEEN meetbare resultaten die juist wel werden gewenst. Mijn voorlopige conclusie is dat we ons te veel bemoeien met de zaken die tot het primaat van de school zouden moeten behoren en te weinig met zaken die ons wel aangaan, omdat die manifest verkeerd uitpakken door eigengereid van losgezongen bestuurders: te veel overhead, te chique bestuurskantoren, te grote afstand tot de werkvloer, verkeerde prioriteiten die niets met onderwijs te maken hebben en pure discriminatie van PVV'ers, omdat die onwelgevallige meningen ventileren, niet als leraar maar als burger in het politieke domein. Wat gaat de minister doen om dat te verbeteren? Graag een reactie.

Ten tweede, voorzitter, ziet men een teruggang in leerprestaties voor de doorstroom-relevante vakken Nederlands, Engels en wiskunde. Het Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs (GION) wijst erop dat deze uitkomsten met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Het aantal leerlingen in het vmbo is de laatste jaren gedaald ten gunste van leerlingen in het havo en vwo. De teruggang in prestaties die wordt gesignaleerd bij de vakken Engels, Nederlands en wiskunde laat zich wat de PVV betreft verklaren uit het feit dat er meer vmbo-leerlingen opstromen naar het hogere havo-niveau.

Voorzitter,

De PVV onderschrijft al met al de maatregelen die voortkomen uit het actieplan Beter Presteren, dat aan de evaluatie ten grondslag ligt: referentieniveaus, tussendoelen, toetsen, aangescherpte exameneisen en kennisbases in de onderbouw. Maar benadrukt nogmaals dat het 'hoe' aan de scholen zelf.

Dank