Skip to main content

Spreektekst Wet op het primair onderwijs, in verband met een doeltreffender regeling van het Onderwijstoezicht (25-06-2015)

Initiatief-Bisschop, Van Meenen en Rog tot wijziging van o.a. de Wet op het primair onderwijs, in verband met een doeltreffender regeling van het Onderwijstoezicht

Voorzitter, complimenten aan de indieners van dit initiatiefwetsvoorstel. De initiatiefnemers vinden dat de ‘beroepsmatige vrijheid van leraren’ beter beschermd moet worden. Zij bepleiten d.m.v. dit wetsvoorstel de verhouding tussen de inspectie, de minister en het parlement te herijken en om de systematiek van de kwaliteitsaspecten in de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) tegen het licht te houden. Zij stellen een toezichtsysteem voor waar slechts aan de hand van deugdelijkheidseisen (bijvoorbeeld om de eisen aan onderwijstijd, kerndoelen, burgerschap, leerresultaten, leerlingenzorg en examinering) op de kwaliteit van het onderwijs wordt toegezien.

Het gaat hier dus om de grote richtlijnen. Daar geven zij het parlement een grotere betrokkenheid bij en controle op de uitwerking van de inspectietaak. Met andere woorden: de indieners beogen de vrijheid van het onderwijs beter te beschermen door beperkingen van deze vrijheiied weg te nemen die voortkomen uit de kwaliteitsaspecten van de Onderwijsinspectie in de Wet op het onderwijstoezicht (WOT, de zgn. toezichtkaders. Daarom stellen zij voor:
• het onderscheid tussen de toezichthoudende en de stimulerende taak van de Inspectie van het Onderwijs (inspectie) te verduidelijken;
• de kwaliteitsaspecten uit de WOT te schrappen;
• de positie van scholen te versterken door betere informatievoorziening en rechtsbescherming.;
• dat de minister de kaders voor de werkwijze van de inspectie vaststelt;
• tenslotte willen zij de betrokkenheid van de Staten-Generaal vergroten door de goedkeuring van het jaarwerkplan en de vaststelling van de toezichtskaders pas mogelijk te maken nadat deze documenten vier weken aan de Staten-Generaal zijn overgelegd.

Vz. de PVV vindt het allemaal nogal wat. Hebben we hier niet te maken met een veel te gewichtige aanpak, door middel van een initiatiefwet, van problemen die ook op een veel kleinschaliger, directere manier kunnen worden aangepakt, bijvoorbeeld door een upgrade van de WOT? De verwijzing van de initiatiefnemers naar de uitspraak in 2010 van de toenmalig voorzitter van de Onderwijsraad zegt wat mij betreft heel veel. Hij zei toen - nota bene bij zijn afscheid – dat voor de inspectie HET moment was gekomen om een stap terug te zetten, ‘de andere kant op, niet meer alles willen weten’. Dat zegt iets over de focus van de initiatiefnemers vz. En dat is niet onze focus. Zoals mijn fractie altijd stelt; meten is weten. En daar is niets mis mee, wil ik hier nogmaals gezegd hebben.

Vz., dit initiatiefwetsvoorstel is tot stand gekomen met het idee in het achterhoofd van de indieners dat er in de afgelopen jaren met betrekking tot het funderend onderwijs maatregelen zijn voorgesteld die de vrijheid van professionals LIJKEN te beperken en waarover onder professionals veel discussie is ontstaan. En hiermee doelen de indieners op instrumenten als de referentieniveaus, verplichte toetsen in het basis- en voortgezet onderwijs en het leerlingvolgsysteem. Deze wijzigingen kunnen er onbedoeld toe leiden dat professionals meer bezig zijn met het zich aanpassen aan nieuwe regels dan met de kwaliteit van het onderwijs, aldus de indieners. Maar er is volgens ons niets mis met de kwaliteitsaspecten. Hier en daar werkt het niet perfect, maar daar kan aan gesleuteld worden; het gaat ons te ver om ze dan maar buiten de orde te plaatsen.
De vrijheid, die de indieners beogen middels deze wet, is een groot goed, maar die brengt ook een verantwoordelijkheid met zich mee. Een school werkt vanuit een visie, die visie is verwerkt in een onderwijsprogramma dat daar bij past en dit resulteert uiteindelijk in hopelijk kwalitatief goed onderwijs. Het onderwijs is aan maatschappelijke veranderingen onderhevig. Hierdoor blijft het dus noodzakelijk met de tijd mee te gaan, en om regelmatig te bezien of er hier en daar iets aan de WOT zou moeten veranderen. Het onderwijs staat niet stil, vz. Daarom hebben we kwaliteitsaspecten die een reflectie zijn van de tijd; alleen de deugdelijksheidseisen volstaan dan niet wat ons betreft. Het initiatiefwetsvoorstel stelt dat alleen de deugdelijkheidseisen en niet de kwaliteitsaspecten nog meetellen in de beoordeling van de kwaliteit van een school.
Dit is naar oordeel van mijn fractie veel te beperkt, vz. De kwalitatieve aspecten, zoals bijvoorbeeld de effectiviteit van het didactisch handelen, mogen ABSOLUUT niet buiten beschouwing worden gelaten bij de beoordeling van een school of alleen maar met het schoolbestuur worden gedeeld zoals ik uit het initiatiefwetsvoorstel begrijp. Wat de PVV betreft, zouden juist de kwalitatieve aspecten centraal moeten staan in het professionele gesprek op school om gezamenlijk te kunnen werken aan het voortdurend verbeteren van het onderwijs. Het afvinken van alleen de deugdelijkheidseisen zal niet automatisch resulteren in een perfect functionerende school, zoals de indieners beogen.

In de memorie van toelichting lees ik : ‘de vrijheid van het onderwijs vormt bij de verantwoordelijkheid van de regering het uitgangspunt, niet de beperking ervan door middel van deugdelijkheidseisen.”
Ik zou de indieners willen uitnodigen om met praktijkvoorbeelden te illustreren waar het volgens hen nou precies misgaat. Waar wordt de vrijheid van onderwijs nou precies beperkt? De indieners vinden het een verontrustende situatie zelfs. Dat is nogal wat vz. Er wordt zelfs gezegd dat de inspectie haar eigen handelwijze ook bedenkelijk vindt. Graag wil ik daarvan voorbeelden uit de praktijk die ook mij overtuigen.
Er wordt gesteld dat indien scholen juridische actie zouden ondernemen aan het licht zou komen dat de zwakte van de werkwijze van de inspectie aan het licht zou komen. Toe maar. Ook daar graag enkele aansprekende praktijkvoorbeelden.

Vz., één van de weinige punten die mij wel aanspreken in dit voorstel, is het volgende: de initiatiefnemers onderkennen dat schoolbesturen en schoolleiders onnodige belemmeringen kunnen opwerpen voor leraren en voor de kwaliteit van het onderwijs. De inspecteur-generaal van het onderwijs heeft er bijvoorbeeld op gewezen dat leidinggevenden zich soms ten onrechte beroepen op vermeende verplichtingen van inspectie en overheid om veranderingen in de organisatie door te drukken. Zij staan dan de verbetering van kwaliteit in de weg, in plaats dat zij ruim baan maken voor kwaliteit. Dat is exact zoals de PVV erover denkt, vz. Fantoomwetgeving moet aangepakt worden, als dat al mogelijk is, want het instrument van fantoomwetgeving geeft managers en bestuurders wel een vrijbrief om naar eigen inzicht te handelen. Dat maakt bestrijding erg lastig. Staat de indieners een praktische aanpak voor ogen?

Vz., met oog op het doel van deze wet – meer focus op kwaliteit – vragen de indieners om een definitie van ‘(onderwijs)kwaliteit’. De term kwaliteit heeft zich stevig genesteld in het onderwijsbeleid en het debat over het onderwijs. Die definitie is er niet, vz. Hoeveel bureaus, onderwijsraden, verenigingen etc. er ook op worden afgestuurd, tot een eenduidige definitie komen we niet. Dat blijkt onder meer uit de steeds terugkerende discussies over de relatie tussen kernvaardigheden en brede vorming. De PVV denkt dat bij elke eigen onderwijsvisie een andere definitie van ‘kwaliteit’ hoort. Dit vanwege de achtergronden en de doelstellingen van de school. Graag een reactie van de indieners. Wat wordt de basis van de definitie van kwaliteit?

Het volgende punt dat ik met de initiatiefnemers deels deel vz., is het probleem dat de criteria voor het oordeel ‘zeer zwak onderwijs’ onvoldoende aansluiten bij de centrale plaats die is ingeruimd voor de minimumleerresultaten. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een school die aanhoudend ‘zeer zwak’ is of die nog geen leerresultaten kan aantonen, niet door een bekostigingssanctie getroffen kan worden. De status ‘zeer zwak’ biedt immers onvoldoende grondslag om scholen af te rekenen. De verklaring hiervoor ligt in de kwaliteitsaspecten, die tot het oordeel ‘zeer zwak’ kunnen leiden zonder dat per definitie een relatie bestaat met de onderwijswetten. MAAR voor de PVV is het dan dus geen oplossing om de kwaliteitsaspecten uit de wet te gooien en zo dus de situatie te versluieren. Nee, vz., dit betekent dat er een andere oplossing bedacht moet worden, bijv. het wijzigen van de beschrijving van de criteria ‘zeer zwak onderwijs’ en ‘zwak onderwijs’ en het aanpassen van de bijbehorende sancties.

Vz., ik nodig de indieners graag uit om mijn vragen te beantwoorden en ik spreek nogmaals mijn waardering uit voor het vele werk van de indieners.