PVV: Geen sluiting kinderhartinterventielocaties
Gisterenavond was Alec in het Jeugdjournaal. Hij heeft een aangeboren hartafwijking. Hij liet de tientallen tikki-ringen zien van de vele keren dat hij in zijn vertrouwde Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht was behandeld.
Hij is verdrietig over de sluiting. Met tranen van boosheid achter de ogen zei hij: “Dat is dan dubbel zo ver rijden. Als ik dan uit de narcose kom, ben ik al misselijk. En in de auto word ik dan nog misselijker. Dat is echt helemaal niet fijn”.
Het was dan ook een blunder van de minister toen hij bij Jinek beweerde dat de sluiting van twee interventielocaties op steun van de ouders en patiënten kan rekenen. Zij die nu al naar Rotterdam en Groningen gaan zijn opgelucht, maar zij die naar Leiden en Utrecht gaan niet.
De vraag is ook of het nu eind-goed-al-goed is voor UMC Groningen. Ik denk het niet. De interventies gaan niet gelijk verdeeld worden over de twee overgebleven ziekenhuizen. 15% komt erbij bij het UMC Groningen (NZa p.61). En dan voldoen ze alsnog niet aan de volumenorm (NZa p.47) die door VWS wordt gehanteerd. En dan?
Veruit de meeste patiënten zullen naar Het Sophia Kinderziekenhuis van het Erasmus MC in Rotterdam gaan (183% NZa p.61). Een forse toename van interventies, maar van de paar honderd PICU-verpleegkundigen geeft 93% aan niet te overwegen in een ander ziekenhuis te gaan werken (NZa p.79) En dat is heel kwetsbaar. En niet iets wat je oplost door “opleiden” te roepen, toch minister?
En wat als alleen Rotterdam overblijft? Wat dan? Wat als er een ICT-storing is? Of een MRSA-infectie? Of een pandemie? Dan ligt de hele boel plat en zijn er geen uitwijkmogelijkheden meer voor spoedpatiëntjes. Graag en reactie van de minister.
Dan het kwaliteitsargument.
De voorbije jaren werden 5 ziekenhuizen, 19 intensive cares en 19 spoedeisendehulpposten gesloten met het argument van kwaliteit. Intussen is onze spoedzorg een stuk kwetsbaarder geworden.
Daarnaast is de kwaliteit bij allevier de interventiecentra erg hoog en bovendien onvergelijkbaar omdat er heel verschillende innovaties en specialisaties zijn. De beste aanwijzen is onmogelijk.
De minister baseert zijn kwaliteitsargument op de concentratie van deze interventies in Zweden in de jaren ‘90 van de vorige eeuw en dat die daar toen heeft geleid tot een flinke daling in het aantal sterfgevallen. Hij toont echter niet aan dat in ons land in diezelfde periode diezelfde daling niet heeft plaatsgevonden.
Integendeel, het sterftecijfer neemt al jaren af (NZa p.66). Het sterftecijfer van allevier de interventiecentra tezamen is met 2,7% bijzonder laag. Is nog lager haalbaar vraag ik?
Overigens klopt het meer-ervaring-argument als het gaat om kwaliteit niet. Het maakt niet uit of de teams hetzelfde aantal interventies in 4 of 2 locaties doen als het hetzelfde aantal interventies is. Samenwerken zorgt voor doorspecialiseren.
En dat is de angel in dit verhaal: marktwerking.
De vier locaties zijn in werkelijkheid vier bedrijven die concurreren op omzet. Vier concurrerende bedrijven die elkaar inmiddels de tent uit vechten (Nza TB, p.8), waarna ze ook nog eens voor de overnemende partij als verkocht vee aan het werk moeten. Dat is sfeerverziekend. De eerste rechtszaak wordt al aangekondigd. Me dunkt dat dit de kwaliteit niet ten goede komt.
Wat is ons voorstel dan? Ik pleit ervoor om deze superspecialisatie uit de marktwerking te halen en te bekostigen op basis van een beschikbaarheidsbijdrage.
De specialisten werken dan samen voor één gezamenlijke non-profitorganisatie die vier locaties houdt. Zo krijg je dat specialisten doorspecialiseren. Zo dichtbij mogelijk bij de patiënten. En dan keert de rust terug. En dat is het belang van de patiënten, de specialisten, de verpleegkundigen en de ouders.
Stop de olifant in de porseleinen kast te zijn, zeg ik tenslotte tegen de minister.